ECLI:NL:CRVB:2011:BU7582
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in zijn besluit van 26 januari 2010 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80 tot 100%, herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% met ingang van 3 december 2009. Appellante was van mening dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden, maar het Uwv stelde dat de verzekeringsartsen de klachten van appellante voldoende hadden beoordeeld en dat er geen medische grondslag was voor het aannemen van meer beperkingen.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2011 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Vosmeijer. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M. Sluys. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv de expertise van de psychiater E.M.J. Hassing had kunnen volgen in haar bevindingen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan in de FML waren opgenomen, en dat de door appellante geuite klachten niet konden leiden tot een andere indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 9 december 2011. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof.