ECLI:NL:CRVB:2011:BU7582

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-265 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in zijn besluit van 26 januari 2010 de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellante, die eerder was vastgesteld op 80 tot 100%, herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% met ingang van 3 december 2009. Appellante was van mening dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden, maar het Uwv stelde dat de verzekeringsartsen de klachten van appellante voldoende hadden beoordeeld en dat er geen medische grondslag was voor het aannemen van meer beperkingen.

Tijdens de zitting op 28 oktober 2011 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat mr. H. Vosmeijer. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M. Sluys. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het Uwv de expertise van de psychiater E.M.J. Hassing had kunnen volgen in haar bevindingen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen dan in de FML waren opgenomen, en dat de door appellante geuite klachten niet konden leiden tot een andere indeling in de arbeidsongeschiktheidsklasse.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd openbaar uitgesproken op 9 december 2011. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof.

Uitspraak

11/265 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 december 2010, 09/5632 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H. Vosmeijer, advocaat te Amstelveen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Vosmeijer. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M. Sluys.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank – voor zover in dit geding van belang – ongegrond verklaard het beroep van appellante tegen het besluit van 26 januari 2010. Bij dit besluit heeft het Uwv, voor de tweede maal beslissend op bezwaar, besloten de uitkering van appellante van 18 april 2009 tot en met 2 december 2009 te handhaven in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100% en met ingang van 3 december 2009 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Het hoger beroep is gericht tegen de indeling vanaf 3 december 2009 in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15 tot 25%. Appellante stelt zich op het standpunt dat in de FML rekening moet worden gehouden met meer medische klachten en beperkingen. Nu dat niet is gebeurd zijn de geduide functies niet geschikt voor appellante.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsartsen kennis hebben genomen van appellantes klachten maar dat met name haar neurologische en reumatologische klachten wegens gebrek aan objectivering niet tot in de FML opgenomen beperkingen kunnen leiden.
3.1. De Raad stelt zich achter de aangevallen uitspraak en onderschrijft de overwegingen die de rechtbank tot haar daarin vervatte oordeel hebben geleid. Ook voor de Raad is van belang dat de bezwaarverzekeringsarts zijn rapport heeft doen steunen op een expertise van de psychiater E.M.J. Hassing. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat voor het aannemen van meer beperkingen dan voortvloeien uit de FML geen medische grondslag aanwezig is. Uit hetgeen appellante ook in hoger beroep nog naar voren heeft gebracht blijkt niet dat het Uwv Hassing niet heeft kunnen volgen in haar bevindingen en conclusies. De Raad kan zich vinden in de reacties van de bezwaarverzekeringsarts van
9 maart 2011 en van de bezwaararbeidsdeskundige van 10 maart 2011 op de in hoger beroep geuite grieven. De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn rapportage nogmaals en op overtuigende wijze uiteengezet waarom de door appellante geuite klachten niet kunnen leiden tot meer beperkingen.
3.2. Het hoger beroep van appellante treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover aangevochten.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) I.J. Penning.
NW