ECLI:NL:CRVB:2011:BU7451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6735 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en vaststelling re-integratievisie door het Uwv

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 november 2010, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had in hoger beroep de intrekking van zijn WAO-uitkering aangevochten, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 8 januari 2009. De uitkering was ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. Daarnaast was er een re-integratievisie vastgesteld. Appellant stelde dat zijn beperkingen ten onrechte waren onderschat en dat hij geen nieuwe gezichtspunten had ingebracht die de eerdere beoordeling konden onderbouwen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2011 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten.

De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er volgens artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht geen plaats was voor schadevergoeding in dit geval. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met I.J. Penning als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 december 2011.

Uitspraak

10/6735 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 november 2010, 10/2170 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 9 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A.H.N. Verkoeijen, advocaat te Venlo, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 januari 2009 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, laatstelijk berekend naar de klasse 80 tot 100%, met ingang van 9 maart 2009 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid op deze datum minder dan 15% was.
1.2. Eveneens bij besluit van 8 januari 2009 is een re-integratievisie vastgesteld.
1.3. Voornoemde besluiten zijn met het besluit van 24 augustus 2009 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 24 augustus 2009 ongegrond verklaard.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht hetgeen hij reeds in beroep naar voren heeft gebracht. Voorts heeft appellant verzocht om vergoeding van de door hem geleden schade.
3.2. Appellant heeft gesteld dat bij een gelijkblijvende medische situatie ten onrechte zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid ten opzichte van de laatste verrichte arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn afgenomen en ten onrechte door het Uwv zijn onderschat. Hij heeft geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht noch heeft hij nieuwe (medische) stukken overgelegd ter nadere onderbouwing daarvan.
3.3. Appellant heeft ook ten aanzien van zijn stelling dat hij de voorgehouden functies niet kan vervullen geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht.
3.4. Appellant heeft voorts niet inzichtelijk gemaakt waarom de beoordeling van zijn gronden in beroep door de rechtbank niet op juiste wijze is geschied.
3.5. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken en heeft zij genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad heeft hieraan niets toe te voegen en verenigt zich met het oordeel van de rechtbank.
3.6. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
3.7. Voor vergoeding van schade als door appellant is verzocht is ingevolge artikel 8:73, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in dit geval dan ook geen plaats, zodat de Raad dit verzoek afwijst.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) I.J. Penning.
NW