ECLI:NL:CRVB:2011:BU7451
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en vaststelling re-integratievisie door het Uwv
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 november 2010, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Appellant had in hoger beroep de intrekking van zijn WAO-uitkering aangevochten, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was vastgesteld op 8 januari 2009. De uitkering was ingetrokken omdat de mate van arbeidsongeschiktheid op dat moment minder dan 15% was. Daarnaast was er een re-integratievisie vastgesteld. Appellant stelde dat zijn beperkingen ten onrechte waren onderschat en dat hij geen nieuwe gezichtspunten had ingebracht die de eerdere beoordeling konden onderbouwen. Tijdens de zitting op 28 oktober 2011 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd. De Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad heeft zich verenigd met het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep geen doel treft. De aangevallen uitspraak werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat er volgens artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht geen plaats was voor schadevergoeding in dit geval. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, met I.J. Penning als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 9 december 2011.