ECLI:NL:CRVB:2011:BU7219
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over termijnoverschrijding bezwaar in sociale zekerheidsrecht
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 7 december 2011, wordt de zaak behandeld van een appellant die hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, omdat het bezwaar van de appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had op 27 augustus 2010 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 15 juli 2010, maar de rechtbank oordeelde dat dit bezwaar niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelt echter dat de rechtsmiddelverwijzing in het besluit van het Uwv niet ondubbelzinnig was, waardoor de appellant in verwarring kon zijn gebracht over de termijn voor het indienen van bezwaar.
De Raad stelt vast dat de combinatie van de woorden “tot” en “uiterlijk” in de rechtsmiddelverwijzing niet duidelijk aangeeft wanneer de bezwaartermijn eindigt. Dit leidde tot de conclusie dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, omdat de appellant niet werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. De Raad oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen. De Raad draagt het Uwv op om het besluit van 15 juli 2010 te heroverwegen en een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij het gebrek in het bestreden besluit moet worden hersteld.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie in rechtsmiddelverwijzingen en de bescherming van appellanten die mogelijk in verwarring zijn gebracht door onduidelijke formuleringen. De uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi, en is openbaar uitgesproken op 7 december 2011.