[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 september 2009, 09/1143 (hierna: aangevallen uitspraak)
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 30 november 2011
Namens appellante heeft mr. E.M.A. van der Giessen, werkzaam bij de Stichting Achmea Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2011. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door C. van Bochove, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Naar aanleiding van de aanvraag van appellante van 1 juli 2008 om in aanmerking te komen voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft het College appellante bij besluit van 3 september 2008 meegedeeld dat zij in aanmerking komt voor Vervoer op Maat. Voorts heeft het College appellante meegedeeld dat zij hiervoor niet is aangemeld, omdat zij heeft aangegeven de voorkeur te geven aan een financiële tegemoetkoming voor aanpassingen aan de eigen auto.
1.2. Bij afzonderlijk besluit van 3 september 2008 heeft het College appellante meegedeeld dat zij op grond van artikel 2.17 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Rotterdam (hierna: Verordening) in aanmerking komt voor een financiële tegemoetkoming voor aanpassingen aan de eigen auto. Bij besluit van 20 oktober 2008 is de financiële tegemoetkoming vastgesteld op € 1.231,21 voor het monteren van een bedrijfsrem rechts, het aanbrengen van een lederen beschermflap op de achterdorpel en het aanbrengen van een handgreep aan de bestuurskant.
1.3. Bij besluit van 16 september 2008 heeft het College appellante meegedeeld dat de extra kosten die verbonden zijn aan het feit dat een door appellante aangeschafte auto is voorzien van automatische transmissie niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat het om een algemeen gebruikelijke voorziening gaat en de situatie van appellante, gelet op het gezinsinkomen, geen aanleiding geeft hiervan af te wijken.
1.4. Bij besluit van 25 februari 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 16 september 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 februari 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hierbij het volgende overwogen, waarbij appellante als eiseres is aangeduid en het College als verweerder:
“Onbestreden is dat eiseres in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening in de vorm van “Vervoer op Maat”, een vervoerssysteem van de gemeente Rotterdam voor personen met een beperking. Nu als vaststaand moet worden aangenomen dat eiseres in staat is daarvan gebruik te maken, is in haar geval daarmee in beginsel voldaan aan het compensatiebeginsel. Dit behoefde verweerder niet nader te motiveren. Anders dan eiseres kennelijk veronderstelt, strekt de Wmo er immers niet mede toe voor mensen met beperkingen zonder meer de aanschaf van een voor hun passende auto mogelijk te maken. Alleen in de gevallen, waartoe het geval van eiseres dus niet gerekend kan worden, waarin beperkingen van dien aard zijn dat de betrokkene op vervoer per eigen auto is aangewezen, komen de in de artikelen 2.20 van de Verordening vermelde mogelijkheden van autoaanpassing in beeld. Voor eiseres stond de keuze open, waarvoor zij dus heeft geopteerd, gebruik te maken van de mogelijkheid van een tegemoetkoming voor de aanpassing van haar eigen auto, zoals neergelegd in artikel 2.17, tweede lid, onder a, van de Verordening. Een tegemoetkoming voor een auto in specifieke uitvoering kan op grond van die bepaling niet worden verleend. In dat kader heeft verweerder terecht geoordeeld dat, mede gelet op het gezinsinkomen, de automatische transmissie in de situatie van eiseres een algemeen gebruikelijke voorziening is als bedoeld in het vermelde artikel 1.5, derde lid, onder a, van de Verordening.”
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft hiertegen, samengevat, aangevoerd dat het College haar op grond van de Verordening in aanmerking had kunnen brengen voor een tegemoetkoming in de extra kosten die zij heeft moeten maken omdat zij is aangewezen op een auto met automatische transmissie. Het College heeft volgens haar onvoldoende gemotiveerd waarom dat niet is gebeurd.
4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die tot dat oordeel hebben geleid, en verwijst daarnaar. Daarbij benadrukt de Raad dat blijkens de gedingstukken vast staat dat appellante niet op vervoer per eigen auto is aangewezen en gebruik kan maken van de voorziening Vervoer op Maat. De Raad ziet in hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om in andere zin te oordelen dan de rechtbank bij de aangevallen uitspraak heeft gedaan. Ook de door appellante aangevoerde omstandigheden, zoals de extra belasting vanwege de grootte van haar gezin en het feit dat zij zich in een rolstoel dient te verplaatsen, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2011.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.