ECLI:NL:CRVB:2011:BU6727

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3962 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van voorschot met nabetaling bijstand en de rechtmatigheid van uitbetaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2010, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam van 5 november 2009 ongegrond werd verklaard. Appellante had op 11 maart 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Het College verstrekte op 7 mei 2009 een voorschot van € 1.039,92 en kende bijstand toe met ingang van 26 maart 2009. Na bezwaar van appellante werd het besluit van 4 juni 2009 ingetrokken en werd bijstand toegekend vanaf 11 maart 2009, waarbij de nabetaling van € 508,86 werd verrekend met het voorschot.

Appellante stelde in hoger beroep dat zij ten onrechte niet het volledige bedrag aan bijstand had ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het College gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt dat appellante over de periode van 11 maart 2009 tot en met 30 juni 2009 niet minder bijstand heeft ontvangen dan waarop zij recht had. De Raad concludeert dat er geen feitelijke grondslag is voor het standpunt van appellante en dat de door haar ingebrachte uitkeringsspecificaties en bankafschriften geen aanknopingspunten bieden voor haar claim.

De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 november 2011.

Uitspraak

10/3962 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [appellante] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2010, 09/4217 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 29 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J. van den Ende, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2011. Appellante is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. van Lunteren, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft op 11 maart 2009 een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend. Op 7 mei 2009 heeft het College aan haar een voorschot van € 1.039,92 verstrekt. Bij besluit van 4 juni 2009 heeft het College aan appellante met ingang van 26 maart 2009 bijstand toegekend. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft het College bij besluit van 4 augustus 2009 besloten tot intrekking van het besluit van 4 juni 2009 en aan appellante met ingang van 11 maart 2009 bijstand toegekend en bepaald dat de nabetaling van de bijstand over de periode van 11 maart 2009 tot 26 maart 2009, ten bedrage van € 508,86, wordt gebruikt ter aflossing van het voorschot van 7 mei 2009.
1.2. Bij besluit van 5 november 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 4 augustus 2009 ongegrond verklaard. Daarbij heeft het College overwogen dat het voorschot van 7 mei 2009 met toepassing van artikel 52, vierde lid, van de WWB is verrekend met de aan appellante nadien over de periode van 11 maart 2009 tot 26 maart 2009 toegekende bijstand.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
5 november 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Appellante heeft aangevoerd dat zij door de verrekening van het voorschot van 7 mei 2009 ten onrechte niet het bedrag aan bijstand waarop zij recht heeft, uitbetaald heeft gekregen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het College gegevens heeft overgelegd waaruit blijkt op welk bedrag aan bijstand appellante in de periode van 11 maart 2009 tot en met 30 juni 2009 op grond van de WWB recht had en welke bedragen aan bijstand en voorschot op bijstand over die periode daadwerkelijk aan haar zijn uitbetaald. Uit deze gegevens blijkt dat appellante over de genoemde periode niet minder bijstand uitbetaald heeft gekregen dan waarop zij recht had. Voor het standpunt van appellante dat zij over de betreffende periode minder bijstand uitbetaald heeft gekregen dan waarop zij recht had bestaat geen feitelijke grondslag. De namens appellante in hoger beroep ingebrachte uitkeringsspecificaties en bankafschriften bieden daarvoor geen aanknopingspunten.
4.2. Hetgeen onder 4.1 is overwogen brengt mee dat het hoger beroep geen doel treft, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2011.
(get.) J.J.A. Kooijman.
(get.) J. van Dam.
HD