ECLI:NL:CRVB:2011:BU6608

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/751 WWB + 11/6151 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning langdurigheidstoeslag na nieuw besluit op bezwaar

In deze zaak gaat het om de toekenning van een langdurigheidstoeslag aan appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 november 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep, dat was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.F.M. Gulickx. De zaak volgde op een tussenuitspraak van een meervoudige kamer van de Raad van 2 augustus 2011, waarin werd vastgesteld dat het eerdere besluit van de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda van 29 december 2008, waarbij de aanvraag voor de langdurigheidstoeslag was afgewezen, niet deugde. Na deze tussenuitspraak heeft de Commissie op 12 september 2011 een nieuw besluit genomen, waarbij aan appellant een langdurigheidstoeslag van € 486,-- werd toegekend.

Appellant was van mening dat de hoogte van de toegekende langdurigheidstoeslag te laag was en dat de Commissie dit onvoldoende had gemotiveerd. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat de Commissie de langdurigheidstoeslag correct heeft vastgesteld, conform de geldende wetgeving voor het jaar 2008. De Raad heeft de argumenten van appellant verworpen en geoordeeld dat het besluit van 12 september 2011 in overeenstemming was met de wet. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het besluit van 29 december 2008 gegrond verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 12 september 2011 ongegrond werd verklaard.

Daarnaast heeft de Raad de Commissie veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.518,--, en heeft de Commissie het griffierecht van in totaal € 149,-- aan appellant vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

10/751 WWB
11/6151 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 13 januari 2010, 09/636 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda (hierna: Commissie)
Datum uitspraak: 29 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Gulickx. De Commissie heeft zich - met bericht van verhindering - niet laten vertegenwoordigen.
Na een tussenuitspraak van een meervoudige kamer van de Raad van 2 augustus 2011, LJN BR4031, heeft de Commissie op 12 september 2011 een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Bij brief van 4 oktober 2011 heeft mr. Gulickx namens appellant een zienswijze over dit besluit naar voren gebracht.
De meervoudige kamer van de Raad heeft besloten de zaak te verwijzen naar een enkelvoudige kamer van de Raad.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad verwijst voor een uiteenzetting van de feiten, waarvan hij bij zijn oordeelsvorming uitgaat, naar de tussenuitspraak van 2 augustus 2011. De Raad heeft in deze uitspraak overwogen dat het besluit van de Commissie van 29 december 2008, waarbij de Commissie zijn weigering om aan appellant over 2008 langdurigheidstoeslag te verlenen heeft gehandhaafd, niet berust op een deugdelijke motivering.
2. Bij besluit van 12 september 2011 heeft de Commissie het bezwaar van appellant tegen het besluit van 7 november 2008 tot afwijzing van een langdurigheidstoeslag over 2008 gegrond verklaard en aan appellant een langdurigheidstoeslag van € 486,-- toegekend.
3. In de zienswijze van appellant over het besluit van 12 september 2011 is opgemerkt dat de Commissie dit besluit onvoldoende heeft gemotiveerd, omdat op geen enkele wijze is aangegeven hoe de Commissie de hoogte van het toegekende bedrag heeft vastgesteld. Naar de mening van appellant is het bedrag van de toeslag te laag vastgesteld.
4. De Raad heeft het nadere besluit met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb bij het geding in hoger beroep betrokken.
5. De Raad is, anders dan appellant, van oordeel dat de Commissie de langdurigheidstoeslag juist heeft vastgesteld. De aanvraag van appellant ziet op het jaar 2008. Ingevolge artikel 36, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand (tekst van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008) bedraagt de langdurigheidstoeslag over 2008 voor gehuwden € 486,--. Het besluit van 12 september 2011 is daarmee in overeenstemming. Een (nadere) motivering op dit punt is niet vereist. Het beroep tegen het besluit treft derhalve geen doel.
6. De Raad komt op grond van hetgeen in de tussenuitspraak en van hetgeen hiervoor onder 2 tot en met 5 is overwogen tot de onder III vermelde beslissing met betrekking tot de aangevallen uitspraak en het besluit van 12 september 2011.
7. De Raad ziet aanleiding de Commissie te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 874,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 29 december 2008 gegrond;
Vernietigt het besluit van 29 december 2008;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 12 september 2011 ongegrond;
Veroordeelt de Commissie in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,--;
Bepaalt dat de Commissie aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2011.
(get.) C. van Viegen.
(get.) R.L.G. Boot.
HD