[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 juli 2010, 09/8402 (hierna: aangevallen uitspraak)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 23 november 2011
Namens appellant heeft mr. M.P. de Witte, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak 11/5305 WMO, plaatsgevonden op 12 oktober 2011. Appellant is niet verschenen. Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
De Raad heeft de zaken na de sluiting van het onderzoek ter zitting gesplitst en zal daarin afzonderlijk uitspraak doen.
1.1. Bij besluit van 27 september 1996 heeft GAK Nederland B.V. (hierna: Gak), rechtsvoorganger van Uwv, appellant in het kader van artikel 57 van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet in aanmerking gebracht voor een bruikleenauto met aanpassingen. Bij brief van 3 juli 1997 heeft Gak appellant meegedeeld dat - in verband met gewijzigde regelgeving - de bruikleenauto nu voor de laatste keer door Gak is verstrekt en dat bij een herbeoordeling de gemeente of de WSW als bevoegde instantie wordt aangemerkt.
1.2.1. Bij besluit van 5 december 2007 heeft Uwv de aan appellant toegekende vervoersvoorziening in de vorm van een bruikleenauto beëindigd. Daarbij is vermeld dat Welzorg de auto zal komen ophalen.
1.2.2. Appellant heeft de auto overgenomen voor een bedrag van € 1.500,--.
1.3. Bij besluit van 2 november 2009 heeft Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 5 december 2007 gegrond verklaard. Hierbij is verwezen naar het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige R.J.C. Hogeveen van 1 oktober 2009, waarin is vermeld dat het beleid wordt en is gevoerd dat bruikleenauto’s die in 1994 zijn uitgegeven voor sociaal verkeer na tien jaar werden geschonken aan betrokkenen en dat bruikleenauto’s die vanaf 1995 zijn uitgegeven na tien jaar werden ingenomen. De auto van appellant is uitgegeven in 1997 en wordt sinds 2001 alleen nog gebruikt voor sociaal verkeer, zodat de auto zou moeten worden ingenomen. De auto van appellant had echter al in 1994 uitgegeven moeten worden, hetgeen door een fout van het Gak niet is gebeurd. Dit mag niet ten nadele van appellant komen, zodat de auto niet had mogen worden ingenomen, maar aan appellant had moeten worden geschonken. Het aankoopbedrag van € 1.500,-- wordt daarom gerestitueerd. Echter de bruikleenovereenkomst blijft beëindigd per 5 juni 2008, waardoor de bijkomende kosten vanaf die datum voor rekening van appellant komen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 2 november 2009 ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep aangevoerd dat de verstrekking van de bruikleenauto niet beëindigd had mogen worden. Er was immers geen sprake van gewijzigde omstandigheden noch was de auto in een dermate staat dat op korte termijn hoge kosten verwacht zouden worden. Uwv heeft naar zijn mening ten onrechte geen belangenafweging gemaakt.
4. De Raad ziet geen aanleiding om te oordelen dat Uwv de verstrekking van de bruikleenauto niet had mogen beëindigen per 5 juni 2008. Uwv heeft gehandeld in overeenstemming met de voor beëindiging gehanteerde, door de Raad niet onredelijk geachte, vaste gedragslijn en is daarvan zelfs ten voordele van appellant afgeweken door de auto om niet over te dragen en een overgangstermijn van een half jaar te bieden. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan Uwv nog verder van de vaste gedragslijn had moeten afwijken.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2011.