ECLI:NL:CRVB:2011:BU6209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J.R. Baas
- J. Brand
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante, werkzaam als medewerkster thuiszorg, was in juli 2007 uitgevallen door spanningsklachten, longklachten en overbelasting van de rechterarm. Het Uwv had op 30 juni 2009 aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van 28 juli 2009 recht had op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar dit besluit werd later door het Uwv ingetrokken na bezwaar van de (ex)werkgever. De rechtbank oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderzoek had gedaan en dat de functies die aan appellante waren toegewezen, geschikt waren voor haar, gezien de vastgestelde belastbaarheid.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het medische onderzoek onzorgvuldig was en dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was om het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat er sprake was van een psychiatrische of psychische stoornis die haar arbeidsongeschiktheid zou onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd om een WIA-uitkering toe te kennen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was.
De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarmee het hoger beroep van appellante niet slaagde.