ECLI:NL:CRVB:2011:BU6168
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- J. Brand
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op uitkering op grond van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in een besluit van 12 april 2010 vastgesteld dat appellant per 5 mei 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat de gronden van beroep van appellant niet konden leiden tot de conclusie dat het besluit van het Uwv niet op een deugdelijke verzekeringsgeneeskundige grondslag berustte.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte te veel belang heeft gehecht aan de objectiveerbaarheid van zijn klachten en dat zijn beperkingen niet in onderling verband zijn beschouwd. De Raad van Beroep heeft deze beroepsgronden echter verworpen. De Raad concludeert dat de voor appellant aangenomen beperkingen zijn opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst, waarmee de klachten in onderlinge samenhang zijn weergegeven. De Raad is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant niet meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T. Hoogenboom als voorzitter en J. Brand en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 november 2011.