ECLI:NL:CRVB:2011:BU5274
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- P. Boer
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep bij het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 11-1437 WW. De zaak betreft een geschil tussen appellant, die verzocht om een proceskostenveroordeling, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank Breda had in haar uitspraak van 10 januari 2011 het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar verzuimd om een beslissing te nemen over de proceskosten van appellant. Dit verzuim leidde tot het hoger beroep van appellant, die stelde dat hij kosten voor rechtsbijstand had moeten maken en recht had op vergoeding daarvan.
De Raad overweegt dat de rechtbank op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht was om een beslissing te nemen over de proceskosten. Aangezien de rechtbank dit heeft nagelaten, kan de aangevallen uitspraak niet in stand blijven. De Raad heeft daarom besloten om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van zowel appellant als betrokkene in hoger beroep. De kosten van appellant zijn begroot op € 655,- voor verleende rechtsbijstand, terwijl de kosten van betrokkene zijn vastgesteld op € 218,-. Daarnaast dient het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 112,- te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procesvoering en de verplichting van de rechtbank om ook over proceskosten te oordelen wanneer hierom wordt verzocht. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskosten en heeft de zaak terugverwezen naar het Uwv voor de uitvoering van de proceskostenveroordeling.