ECLI:NL:CRVB:2011:BU4840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren tegen besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland ongegrond werd verklaard. Het College had eerder de bezwaren van appellant tegen besluiten van 17 augustus 2009 en 1 oktober 2009 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke termijn voor het indienen van bezwaar. Appellant stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 17 augustus 2009, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij het bezwaarschrift daadwerkelijk had ingediend. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om te bewijzen dat hij het bezwaarschrift had afgegeven, vooral omdat het bestuursorgaan stelde het geschrift niet te hebben ontvangen.
Daarnaast voerde appellant aan dat de termijnoverschrijding voor het bezwaar tegen het besluit van 1 oktober 2009 verschoonbaar was, omdat hij door depressiviteit niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De Raad oordeelde echter dat appellant ook deze stelling niet had kunnen onderbouwen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde dit oordeel. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.
De uitspraak werd gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 november 2011.