ECLI:NL:CRVB:2011:BU4641
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Het Uwv had in 2009 besloten om de WAO-uitkering van appellant te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. Appellant was het niet eens met dit besluit en stelde dat de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts geen juist beeld gaf van zijn gezondheidssituatie. Hij voerde aan dat zijn psychische klachten al jarenlang bestonden en dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat deze klachten op de datum van 30 juni 2009 niet aanwezig waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 11 november 2011 behandeld. Tijdens de zitting is appellant verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J. Koning. De Raad overweegt dat de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat het Uwv zijn besluiten op deze rapportages mocht baseren. De Raad heeft geen aanleiding gezien om appellant te laten onderzoeken door een deskundige, omdat er geen twijfel bestond over de medische situatie van appellant.
Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad concludeert dat de rechtbank op juiste wijze heeft gemotiveerd waarom het Uwv zijn besluit heeft kunnen baseren op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige. Er zijn geen objectieve medische gegevens die de stellingen van appellant ondersteunen, en de Raad heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de eerdere oordelen.