ECLI:NL:CRVB:2011:BU4461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- O.L.H.W.I. Korte
- W.F. Claessens
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van bijstand in het kader van gezamenlijke huishouding en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en intrekking van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en de vraag of appellanten een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. Appellante ontving sinds 1985 bijstand, terwijl appellant een nabestaandenuitkering ontving. Naar aanleiding van een melding dat appellante een gezamenlijke huishouding zou voeren met appellant, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, waterverbruikgegevens, financieel onderzoek, observaties en verhoren van appellanten. Op basis van de bevindingen heeft het College op 18 juli 2008 de bijstand van appellante herzien en een bedrag van € 107.102,48 teruggevorderd, omdat appellante geen melding had gemaakt van de gezamenlijke huishouding.
Appellanten hebben in hoger beroep aangevoerd dat er geen gezamenlijke huishouding was, zoals bevestigd door een huisbezoek in 2002. De Raad oordeelt echter dat het enkele feit dat in 2002 geen gezamenlijke huishouding is aangenomen, niet betekent dat dit niet kan worden herzien op basis van nieuw onderzoek. De Raad stelt vast dat appellanten eerder niet alle relevante informatie hebben verstrekt aan het College, waardoor zij niet konden vertrouwen op de eerdere besluiten. De verklaringen van appellanten tijdens de verhoren bieden voldoende basis voor de conclusie dat er wel degelijk sprake was van een gezamenlijke huishouding in de relevante periode.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Groningen, die de beroepen van appellanten ongegrond heeft verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 8 november 2011.