ECLI:NL:CRVB:2011:BU4064
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 november 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering per 23 november 2008 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat het Uwv zijn besluit had kunnen baseren op de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
Appellant voerde in hoger beroep aan dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige ondeugdelijk was en dat hij de in de rapportage genoemde functies niet kon vervullen vanwege een hoog risico op verwondingen, veroorzaakt door de amputatie van drie vingers. De Raad overwoog echter dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het verrichten van de werkzaamheden in de geduide functies een hoog risico op verwondingen met zich meebracht. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank dat de bezwaararbeidsdeskundige de functies passend had gemotiveerd en dat de rapportages zorgvuldig tot stand waren gekomen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige rapportages door bezwaarverzekeringsartsen en bezwaararbeidsdeskundigen in het kader van de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.