ECLI:NL:CRVB:2011:BU3905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geen recht op WW-uitkering wegens niet voldoen aan referte-eis
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 november 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante had een WW-uitkering aangevraagd na het beëindigen van haar arbeidsovereenkomst op 21 december 2006. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, omdat appellante niet voldeed aan de referte-eis van 26 gewerkte weken in de 36 weken voorafgaand aan haar werkloosheid. Appellante stelde dat zij recht had op de uitkering omdat zij een schadevergoeding had ontvangen bij de beëindiging van haar dienstverband, die volgens haar als gewerkte weken moest worden geteld.
De Raad oordeelde dat appellante niet aan de referte-eis voldeed, ook niet als rekening werd gehouden met de door haar genoemde schadevergoeding. De Raad benadrukte dat het aan appellante was om met objectieve en controleerbare gegevens aan te tonen dat zij recht had op de uitkering. De door appellante overgelegde documenten, waaronder een brief van haar werkgever, gaven geen bewijs dat zij een schadevergoeding had ontvangen die gelijkgesteld kon worden aan gewerkte weken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de interpretatie van de referte-eis in de Werkloosheidswet en de verplichtingen van aanvragers om hun recht op uitkering te onderbouwen met bewijsstukken. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.