ECLI:NL:CRVB:2011:BU3418

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5542 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum Wajong-uitkering en onbekendheid met wetgeving

In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van de Wajong-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat hij onvoldoende had onderbouwd waarom hij niet eerder een Wajong-uitkering had aangevraagd. Appellant, die lijdt aan een psychische stoornis, stelde dat hij door zijn ziekte niet in staat was om de informatie over zijn recht op de uitkering te vertalen naar een tijdige aanvraag. Hij voerde aan dat hij afkomstig is uit een Turks gezin dat niet op de hoogte is van de sociale wetgeving.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning van de Wajong-uitkering rechtvaardigden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat uit de beschikbare medische gegevens niet bleek dat appellant niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. Bovendien had appellant, met hulp van zijn broer, wel andere uitkeringen kunnen aanvragen, wat erop wijst dat hij in staat was om met de juiste ondersteuning de benodigde informatie te verkrijgen.

De Raad concludeerde dat onbekendheid met de mogelijkheid om een Wajong-uitkering aan te vragen geen bijzondere omstandigheden oplevert, en dat appellant zelf had aangegeven niet eerder op de hoogte te zijn geweest van het bestaan van de Wajong. De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 4 november 2011.

Uitspraak

10/5542 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 september 2010, 09/4373 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. Caddeo, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Daarbij is een rapport van bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg van
1 februari 2011 gevoegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2011, waar appellant niet is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.2. Bij besluit van 2 juni 2009 heeft het Uwv aan appellant een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 3 juni 2007, zijnde een jaar voor de aanvraag van 3 juni 2008.
1.3. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de uitkering. Bij besluit van 3 september 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 juni 2009 ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt mede de opvatting van de bezwaarverzekeringsarts A.J.D. Versteeg, zoals neergelegd in de rapportage van
27 augustus 2009, ten grondslag.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft appellant onvoldoende onderbouwd waarom hij al dan niet met hulp van derden niet in staat zou zijn geweest eerder een Wajong-uitkering aan te vragen.
3. Appellant heeft in hoger beroep, onder verwijzing naar zijn eerder in bezwaar en beroep ingenomen stellingen, aangevoerd dat sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de Wajong-uitkering eerder toegekend had moeten worden. Hij beroept zich op het feit dat hij vanwege zijn ziekte (psychische stoornis) niet in staat was om de informatie dat hij per 28 juni 2005 ziek was te vertalen in het feit dat hij eerder recht had op die uitkering. Appellant heeft aangevoerd dat hij deel uitmaakt van een Turks gezin dat niet op de hoogte is van de sociale wetgeving.
4.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wajong.
Uit de beschikbare medische gegevens is niet gebleken dat de aandoening van appellant van zodanige aard en ernst is dat bij hem sprake is geweest van onvermogen om tijdig een aanvraag in te dienen. Bovendien is appellant in de praktijk wel in staat gebleken met behulp van zijn broer andere uitkeringen aan te vragen.
Naar vaste rechtspraak van de Raad levert onbekendheid met de mogelijkheid om een Wajong-uitkering aan te vragen geen bijzonder geval op.
Appellant heeft op het (tweede) aanvraagformulier van 8 augustus 2008 ingevuld dat hij niet eerder wist dat de Wajong bestond. Dit onderstreept dat met name onbekendheid met de wettelijke mogelijkheden bij appellant in de weg heeft gestaan tot het doen van een tijdige aanvraag.
4.2. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.1 treft het hoger beroep geen doel. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2011.
(get.) J. Brand.
(get.) K.E. Haan.
TM