ECLI:NL:CRVB:2011:BU3315

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3244 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na aanschaf huisraad met lening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten werd afgewezen. Appellant had op 14 februari 2008 een aanvraag ingediend, maar het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam wees deze af op 21 februari 2008, en handhaafde deze beslissing op 17 april 2008. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellant de huisraad al had aangeschaft met een lening van zijn broer, waardoor de aanvraag feitelijk om bijstand voor de aflossing van een schuld ging. Het College stelde dat er geen zeer dringende redenen waren om bijzondere bijstand te verlenen, zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand (WWB).

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing ongegrond. Appellant stelde dat zijn psychische problemen en het feit dat hij geen lening kon krijgen van de gemeentelijke kredietbank, zeer dringende redenen waren voor het toekennen van bijzondere bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat er geen verband was tussen de psychische problemen van appellant en de noodzaak voor bijstandsverlening. Ook het niet verkrijgen van een lening bij de kredietbank werd niet als een zeer dringende reden aangemerkt.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het College de aanvraag terecht had afgewezen. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 november 2011.

Uitspraak

09/3244 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 april 2009, 08/2048 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 1 november 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.C. Lala, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A.C. van Helvoort, werkzaam bij de gemeente Amsterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Op 14 februari 2008 heeft appellant een aanvraag gedaan om bijzondere bijstand voor inrichtingskosten. Bij besluit van 21 februari 2008, gehandhaafd bij besluit van 17 april 2008, heeft het College de aanvraag afgewezen. Aan de besluitvorming ligt ten grondslag dat appellant de huisraad met een lening van zijn broer al voor zijn aanvraag om bijstand had aangeschaft, zodat sprake was van een aanvraag om bijstand voor de aflossing van een schuld, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet werk en bijstand (WWB). Volgens het College zijn er geen zeer dringende redenen om met toepassing van artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB bijzondere bijstand te verlenen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 april 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft betoogd dat er, gelet op zijn bij het College bekende psychische problemen en het feit dat hij van de gemeentelijke kredietbank geen lening kon krijgen, zeer dringende redenen zijn om hem bijzondere bijstand toe te kennen in de kosten van de aflossing van de schuld aan zijn broer.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad is niet gebleken van een verband tussen de psychische problemen van appellant - wat daarvan ook zij - en de noodzaak tot bijstandsverlening ter voldoening van de schuld aan zijn broer. Appellant heeft zijn stelling dat daarvan sprake zou zijn op geen enkele wijze onderbouwd. Het niet verkrijgen van een lening bij de kredietbank kan evenmin worden aangemerkt als een zeer dringende reden in de zin van artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB.
4.2. Het voorgaande brengt mee dat het College de aanvraag terecht heeft afgewezen.
4.3. Het hoger beroep slaagt niet, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2011.
(get.) J.N.A. Bootsma,
(get.) M.C. Nijholt.
HD