ECLI:NL:CRVB:2011:BU2843
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na nieuwe beslissing op bezwaar
In deze zaak heeft appellante, wonende in Spanje, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat er geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na de nieuwe beslissing op bezwaar die op 4 juli 2011 door het Uwv was genomen. Appellante had aangegeven zich met deze nieuwe beslissing te verenigen en verzocht om vergoeding van gemaakte kosten en wettelijke rente.
Het procesverloop omvatte een zitting op 14 januari 2011, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn. Het Uwv werd vertegenwoordigd door I. Eijkhout LL.B. en mr. M.C.F.M. Mollee. Na het onderzoek ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en aanvullende vragen aan het Uwv gesteld. De Raad heeft vervolgens besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, omdat partijen met de nieuwe beslissing op bezwaar instemden.
De Raad heeft op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv veroordeeld in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 644,- in beroep en € 805,- in hoger beroep. De Raad heeft ook het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente toegewezen, waarbij het Uwv al had toegezegd deze rente te vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier.