ECLI:NL:CRVB:2011:BU2843

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/3824 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang na nieuwe beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft appellante, wonende in Spanje, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2009. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep niet ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat er geen inhoudelijk geschil meer bestond tussen appellante en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na de nieuwe beslissing op bezwaar die op 4 juli 2011 door het Uwv was genomen. Appellante had aangegeven zich met deze nieuwe beslissing te verenigen en verzocht om vergoeding van gemaakte kosten en wettelijke rente.

Het procesverloop omvatte een zitting op 14 januari 2011, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn. Het Uwv werd vertegenwoordigd door I. Eijkhout LL.B. en mr. M.C.F.M. Mollee. Na het onderzoek ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en aanvullende vragen aan het Uwv gesteld. De Raad heeft vervolgens besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven, omdat partijen met de nieuwe beslissing op bezwaar instemden.

De Raad heeft op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv veroordeeld in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 644,- in beroep en € 805,- in hoger beroep. De Raad heeft ook het verzoek van appellante om vergoeding van wettelijke rente toegewezen, waarbij het Uwv al had toegezegd deze rente te vergoeden. De uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier.

Uitspraak

09/3824 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats], Spanje (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 mei 2009, 08/581,
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2011. Namens appellante is verschenen mr. De Roy van Zuydewijn. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Eijkhout LL.B. en mr. M.C.F.M. Mollee. Na het onderzoek ter zitting heeft de Raad het onderzoek heropend en het Uwv nadere vragen voorgelegd.
Het Uwv heeft op 4 juli 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 11 juli 2011 is namens appellante verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten en de wettelijke rente.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 4 juli 2011 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellante beslist. Appellante heeft de Raad bericht dat zij zich met de nieuwe beslissing op bezwaar van 4 juli 2011 kan verenigen en heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten en wettelijke rente.
Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad wijst het verzoek van appellante toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 1 november 1995, LJN ZB1495, gepubliceerd in JB 1995, 314. Het Uwv heeft bij de nieuwe beslissing op bezwaar van
4 juli 2011 reeds toegezegd de wettelijke rente aan appellante te zullen vergoeden.
De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag van € 644,- in beroep en op een bedrag van € 805,- in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
Veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor is aangegeven;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.449,--.
Bepaalt dat het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) M.D.F. de Moor.
GdJ