ECLI:NL:CRVB:2011:BU2087
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van arbeidsverplichtingen op basis van sociale en medische omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, die haar gedeeltelijk ontheven had van de arbeidsverplichtingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De zaak werd behandeld op 13 september 2011, maar partijen waren niet verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante bij besluit van 15 december 2008 bijstand was toegekend, met een gemeentelijke toeslag. Vervolgens heeft het College haar op 23 januari 2009 gedeeltelijk ontheven van de arbeidsverplichtingen, omdat zij zorg droeg voor een jong kind. In maart 2009 werd het bezwaar van appellante tegen de sollicitatieplicht gedeeltelijk gegrond verklaard, en werd zij ontheven van alle arbeidsverplichtingen tot 10 maart 2010. De Raad heeft overwogen dat een ontheffing van arbeidsverplichtingen slechts tijdelijk kan worden verleend en dat het College op goede gronden de ontheffing voor een jaar heeft verleend.
De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat zij voor drie jaar ontheven had moeten worden van arbeidsverplichtingen, niet gevolgd. De Raad oordeelde dat het College terecht had besloten dat de omstandigheden van appellante, waaronder haar medische situatie en de zorg voor haar dochter, aan verandering onderhevig waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 25 oktober 2011.