ECLI:NL:CRVB:2011:BU1927

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1524 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor arbeid na ziekte en de rol van medische gegevens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellant had zijn werkzaamheden op 16 november 2007 gestaakt in verband met ziekte en zijn dienstverband eindigde op 31 december 2007. Het Uwv oordeelde dat appellant per die datum geschikt was voor arbeid, wat appellant betwistte. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd, waarbij dossierstudie, anamnese, lichamelijk onderzoek en psychologisch onderzoek waren betrokken. Appellant stelde in hoger beroep dat het Uwv geen nadere omschrijving van zijn werkzaamheden had ingebracht en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv aannam. Hij voegde medische gegevens van behandelaars toe ter ondersteuning van zijn standpunt en vroeg om een deskundige te benoemen voor verder onderzoek.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een deskundige, aangezien de medische gegevens die appellant had ingebracht betrekking hadden op een andere periode dan de datum in geding. De Raad concludeerde dat de door het Uwv verrichte onderzoeken en de conclusies die daaruit voortvloeiden, voldoende waren om te oordelen dat appellant geschikt was voor arbeid. De Raad wees erop dat de medische gegevens van appellant niet voldoende waren om het standpunt van het Uwv te weerleggen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011.

Uitspraak

10/1524 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 12 februari 2010, 09/309 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. Strijbosch, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is op 8 oktober 2007 voor bepaalde tijd in dienst getreden van [naam B.V.] te Uden als hulpmonteur voor 20 uur per week. Op 16 november 2007 heeft hij zijn werkzaamheden in verband met ziekte gestaakt. Op 31 december 2007 is het dienstverband van rechtswege geëindigd. Appellant heeft een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) aangevraagd.
1.2. Bij besluit van 25 november 2008 heeft het Uwv appellant met ingang van 31 december 2007 geschikt geacht in de zin van de ZW tot het verrichten van zijn arbeid. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 16 januari 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat het door het Uwv verrichte medisch onderzoek zorgvuldig was. Daarbij wees de rechtbank erop dat dat onderzoek bestond uit dossierstudie, het afnemen van een anamnese, een lichamelijk onderzoek en een onderzoek van de psyche. Tevens was informatie van behandelaars in de besluitvorming betrokken. Verder heeft het Uwv een onderzoek naar de werkzaamheden verricht bij de voormalig werkgever van appellant. Op basis van dat onderzoek had het Uwv geconcludeerd dat de werkzaamheden van appellant in feite lichter van aard en minder rugbelastend waren dan door appellant zelf aangegeven.
3. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat ten onrechte door het Uwv geen nadere omschrijving van de werkzaamheden is ingebracht. Appellant stelt voorts dat hij meer beperkt is dan door het Uwv wordt aangenomen. Ter onderbouwing daarvan heeft appellant een aantal medische gegevens, afkomstig van behandelaars ingebracht. Tenslotte heeft appellant verzocht om een onderzoek door een door de Raad te benoemen deskundige.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vastgesteld en overwogen. De medische gegevens uit de stukken die appellant heeft ingebracht hebben betrekking op een periode voor de datum in geding, of ver daarna en zijn dan ook geen aanleiding om het standpunt van het Uwv voor onjuist te houden. Dat appellant meer beperkt was dan door het Uwv volgt dan ook niet uit die stukken. Dat het Uwv gehouden was nog een nader onderzoek te verrichten naar de omschrijving van de werkzaamheden volgt niet uit de stukken; op 6 maart 2009 heeft het Uwv de betreffende rapportages aan de rechtbank toegezonden.
Voor het overige wordt volstaan te verwijzen naar hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld en overwogen.
4.2. Er bestaat, gelet op het voorgaande, geen aanleiding voor de benoeming van een deskundige die een medisch onderzoek bij appellant zou moeten verrichten.
5. Er bestaat ook geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.A. van Amerongen.