ECLI:NL:CRVB:2011:BU1920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2776 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op ziekengeld na intrekking door het Uwv

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die zich ziek had gemeld wegens klachten aan zijn voeten en rug. Appellant, werkzaam als medewerker tuinbouw, had een Ziektewet-uitkering ontvangen, maar deze werd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ingetrokken op de grond dat hij weer geschikt was voor zijn werk. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank. In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar het Uwv stelde dat er voldoende rekening was gehouden met zijn klachten en beperkingen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd kon worden. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen dan door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts waren vastgesteld. Beide artsen onderschreven dat appellant beperkingen ondervond door zijn voetklachten, maar dat hij met het juiste schoeisel zijn werk zou kunnen verrichten. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een schadevergoeding of voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.

De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 oktober 2011. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarmee het hoger beroep van appellant werd afgewezen.

Uitspraak

10/2776 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 april 2010, 09/6244 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 26 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Spek, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant was werkzaam als medewerker tuinbouw op basis van een uitzendovereenkomst. Op 22 juni 2009 heeft hij zich ziek gemeld voor zijn werk wegens klachten aan zijn voeten en aan zijn rug. Hem is daarop een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 14 juli 2009 heeft het Uwv de ZW-uitkering met ingang van 21 juli 2009 ingetrokken onder de overweging dat hij per die datum weer geschikt is om zijn werk te doen. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij besluit van 11 augustus 2009 ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 21 april 2010 het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
2. Appellant heeft in hoger beroep de eerdere gronden herhaald dat hij door klachten aan zijn voeten en rug niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten.
3. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat voldoende rekening is gehouden met de klachten en beperkingen van appellant, in relatie tot zijn arbeid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad kan zich verenigen met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vastgesteld en overwogen. Daaraan wordt nog toegevoegd dat appellant is onderzocht door een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts die beiden onderschrijven dat appellant door een aandoening aan zijn voeten beperkingen ondervindt. Tevens onderkennen zij de rugklachten van appellant. Dat in verband met de klachten meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen, heeft appellant echter niet aangetoond. Hij heeft geen medische stukken ingebracht die op het tegendeel wijzen. Wat betreft de stellingen van appellant aangaande het schoeisel heeft het Uwv aannemelijk gemaakt dat appellant met het dragen van het juiste schoeisel zijn werk zou kunnen verrichten. Voor het overige wordt volstaan met te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Voor een veroordeling van het Uwv tot een schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
5. Er bestaat ook geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2011.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) M.A. van Amerongen.