ECLI:NL:CRVB:2011:BU1749
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling geschiktheid voor arbeid in het kader van de Ziektewet met betrekking tot paprika-allergie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die in het kader van de Ziektewet geschikt werd geacht voor het verrichten van haar arbeid. Appellante had zich ziek gemeld na het beëindigen van haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet en stelde dat haar ziekte al eerder was ingetreden. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 29 januari 2009, werd vastgesteld dat zij geschikt was voor arbeid. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank ’s-Gravenhage bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak, waarbij werd gesteld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellante geen voldoende medische onderbouwing had overgelegd voor haar klachten, waaronder een paprika-allergie.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere gronden en verwees naar haar klachten, waaronder instabiele astma en paprika-allergie. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen. De Raad bevestigde dat het Uwv gemotiveerd had aangetoond dat de beperkingen van appellante geen belemmeringen vormden voor het verrichten van haar werkzaamheden. De stelling van appellante dat zij door haar paprika-allergie niet in staat was om te werken, werd niet onderbouwd met voldoende medische informatie. De Raad concludeerde dat de verwijzing naar de paprika-allergie als beroepsziekte onvoldoende was om de geschiktheid voor arbeid in twijfel te trekken.
De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van griffier M.A. van Amerongen, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.