ECLI:NL:CRVB:2011:BU1390

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5149 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2010. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.W. Weehuizen, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem geen recht op een WIA-uitkering toekwam, omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder was dan 35%.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 29 juli 2009 een besluit heeft genomen waarin het eerdere besluit van 20 januari 2009 werd gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant zijn eerdere gronden herhaald, waarbij hij aanvoert dat hij volledig arbeidsongeschikt is door psychische beperkingen en dat hij de geduide functies niet kan vervullen vanwege de te zware belasting.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de beperkingen zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) juist zijn. De Raad is van oordeel dat de belasting in de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, de belastbaarheid van de appellant niet overschrijdt. Daarom heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.

Uitspraak

10/5149 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] wonende te ’[woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 augustus 2010, 10/1654 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011, waar appellant en zijn gemachtigde met voorafgaand bericht niet zijn verschenen, terwijl het Uwv zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. G.A. Vermeijden.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Het beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) genomen besluit van het Uwv van 29 juli 2009 (bestreden besluit). Hierbij heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 20 januari 2009 dat voor appellant met ingang van 23 januari 2009 geen recht op een uitkering op grond van de Wet WIA is ontstaan omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep de in eerste aanleg door hem naar voren gebrachte gronden herhaald, die er - samengevat - op neer komen dat hij volledig arbeidsongeschikt is als gevolg van zijn psychische beperkingen en de geduide functies niet kan verrichten omdat de belasting daarvan te zwaar voor hem is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel over de beroepsgronden. Net zo min als in
beroep heeft appellant in hoger beroep objectieve medische gegevens ingebracht die
twijfel doen rijzen aan de juistheid van de beperkingen van appellant voor het verrichten van arbeid zoals die zijn neergelegd in de zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De verzekeringsartsen van het Uwv hebben in de psychische klachten van
appellant aanleiding gezien hem beperkt te achten in zijn persoonlijk en sociaal
functioneren en zij hebben ook een urenbeperking aangenomen op grond van zijn
energetische beperkingen en uit preventieve overwegingen. De verzekeringsartsen hebben bij de bepaling van de beperkingen van appellant de rapportage betrokken van psychiater I.A.R. Janssens van 8 juli 2008, die appellant in verband met een beoordeling in het kader van de Ziektewet onderzocht, en in aanmerking genomen dat aan de door deze psychiater gesuggereerde behandeling ten tijde van de beoordeling in het kader van de Wet WIA reeds een einde was gekomen.
4.2. Appellant heeft de Raad verzocht een deskundige te benoemen voor een nader
psychiatrisch onderzoek. Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.1 is daarvoor geen
aanleiding.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de beperkingen zoals neergelegd in de FML en gezien de toelichting op de signaleringen zoals vermeld in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 28 juli 2009 is de Raad, met de rechtbank, van oordeel dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies, zoals genoemd in de arbeidsmogelijkhedenlijst van 27 juli 2009, de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt en appellant in staat moet worden geacht deze functies te vervullen.
4.4. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) T.J. van der Torn.
EF