ECLI:NL:CRVB:2011:BU1374

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5387 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen WIA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek had plaatsgevonden. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 april 2009 hield rekening met de continue pijnklachten van appellante en de diagnose fibromyalgie. De rechtbank oordeelde dat de belasting in de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, de belastbaarheid van appellante niet overschreed.

Appellante herhaalde in hoger beroep dat haar beperkingen waren onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige om haar klachten beter te begrijpen, met inachtneming van haar psychosociale omstandigheden. Het Uwv verwees naar een rapport van zijn bezwaarverzekeringsarts, die de eerdere uitspraak bevestigde. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat appellante haar standpunt niet met nieuwe gegevens van behandelend artsen had onderbouwd en dat de beschikbare medische gegevens een duidelijk beeld gaven van haar toestand op de relevante datum van 2 juli 2009.

De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor de benoeming van een deskundige en onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig. Het hoger beroep van appellante werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2011, met M. Greebe als rechter en T.J. van der Torn als griffier.

Uitspraak

10/5387 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 augustus 2010, 09/3569
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(Uwv).
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.M.P.M. Adank, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011. Voor appellante is mr. Adank verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.M.M. Schalkwijk.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 1 juli 2009 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van
2 juli 2009 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante heeft bezwaar gemaakt. Bij besluit van 2 november 2009 heeft het Uwv zijn besluit van 1 juli 2009 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het besluit van 2 november 2009 ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft een zorgvuldig verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Bij de beschrijving van de beperkingen van appellante voor het verrichten van arbeid in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 april 2009 is rekening gehouden met de continue pijnklachten van appellante en de diagnose fibromyalgie. Haar fysieke klachten, voor zover objectiveerbaar, zijn vertaald naar beperkingen in de belastbaarheid. Volgens de rechtbank is toereikend gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
3.1. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij is van mening dat de Raad een deskundige moet benoemen om inzicht te verkrijgen in haar klachten waarbij haar psychosociale omstandigheden een rol spelen. Zij vindt de haar voorgehouden functies niet voor haar geschikt.
3.2. Het Uwv heeft onder verwijzing naar een rapportage van zijn bezwaarverzekeringsarts van 1 februari 2011 bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Appellante heeft haar standpunt dat zij meer beperkingen heeft dan in de FML van 20 april 2009 zijn neergelegd in hoger beroep niet met nadere gegevens van behandelend artsen onderbouwd.
4.2. Het gebruik van het medicijn Tramadol heeft appellante al in de bezwaarfase naar voren gebracht met het overleggen van de verklaring van de acupuncturist I.B. Cohen. Deze verklaring is door de bezwaarverzekeringsarts bij haar heroverweging betrokken. Ook aan het feit dat de pijnklachten een psychische component hebben, zoals appellante stelt, is door de (bezwaarverzekerings)artsen bij de beoordeling van de mogelijkheden van appellante om arbeid te verrichten aandacht gegeven. In de FML is ook een beperking in het persoonlijk functioneren van appellante opgenomen.
4.3. De beschikbare medische gegevens, waaronder die van de na verwijzing door de huisarts geconsulteerde reumatoloog, revalidatiearts en orthopedisch chirurg, geven een duidelijk beeld van de medische toestand van appellante op de in deze procedure relevante datum 2 juli 2009. Voor de benoeming van een deskundige ziet de Raad geen aanleiding.
4.4. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) T.J. van der Torn.
EF