ECLI:NL:CRVB:2011:BU1367

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1312 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een schoonmaker na medische herbeoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die zijn Ziektewet-uitkering (ZW) betwist. Appellant had zich op 4 april 2008 arbeidsongeschikt gemeld vanwege pijn- en gewrichtsklachten, terwijl hij eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde op 30 juli 2009 de ZW-uitkering van appellant, omdat hij weer geschikt werd geacht voor zijn werk als schoonmaker van treinstellen. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn beslissing na een herbeoordeling door bezwaarverzekeringsarts F.C. Swaan. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de conclusie dat appellant geschikt was voor zijn arbeid, gerechtvaardigd was.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij vanwege zijn klachten niet in staat was om zijn werk te verrichten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen nieuwe medische gegevens had ingebracht ter onderbouwing van zijn standpunt en dat de rechtbank op juiste wijze had geoordeeld. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 25 oktober 2011.

Uitspraak

10/1312 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 januari 2010, 09/3219
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 25 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.A.T. Vijftigschild, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2011. Appellant en zijn gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen mr. drs. J. Hut.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op 4 april 2008 heeft appellant zich, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, arbeidsongeschikt gemeld wegens pijn- en gewrichtsklachten.
1.2. Bij besluit van 23 juli 2009 heeft het Uwv de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van appellant met ingang van 30 juli 2009 beëindigd op de grond dat appellant vanaf die datum weer geschikt is voor zijn arbeid. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.3. Bij besluit van 19 augustus 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv, na een herbeoordeling door bezwaarverzekeringsarts F.C. Swaan, het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en het besluit van 23 juli 2009 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen dat appellant met ingang van 30 juli 2009 geschikt is voor zijn arbeid in de zin van de ZW. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat bezwaarverzekeringsarts Swaan appellant op het spreekuur van 17 augustus 2009 heeft onderzocht en bij zijn beoordeling de door de verzekeringsarts opgevraagde informatie van reumatoloog B. van Schaeybroeck heeft betrokken. In zijn rapportages van 17 augustus 2009 en 19 oktober 2009 heeft bezwaarverzekeringsarts Swaan de stelling van appellant, dat hij vanwege zijn klachten niet in staat is tot het verrichten van zijn eigen arbeid, gemotiveerd weerlegd. Daarbij heeft de bezwaarverzekeringsarts in het bijzonder aandacht besteed aan de specifieke belasting in de functie schoonmaker van treinstellen in het licht van de door de reumatoloog geobjectiveerde klachten van appellant.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat hij vanwege zijn pijn- en gewrichtsklachten niet in staat is tot het verrichten van zijn werk als schoonmaker van treinstellen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Ziektewet (ZW) heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Volgens vaste jurisprudentie moet onder “zijn arbeid” in de zin van artikel 19 van de ZW worden verstaan de laatstelijk voor de aanvang van de werkloosheid feitelijk verrichte arbeid. Dit is in het geval van appellant de voltijdse functie schoonmaker van treinstellen.
4.2. Appellant heeft in hoger beroep alleen gronden aangevoerd die ook reeds in beroep zijn aangevoerd en die door de rechtbank gemotiveerd zijn verworpen. Appellant heeft niet toegelicht waarom het oordeel van de rechtbank onjuist zou zijn en ter onderbouwing van zijn herhaalde standpunt ook in hoger beroep geen medische gegevens ingebracht. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank op juiste wijze uiteengezet waarom de beroepsgronden niet slagen. De Raad kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en de overwegingen die daartoe hebben geleid. Dat betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2011.
(get.) M. Greebe.
(get.) T.J. van der Torn.
TM