ECLI:NL:CRVB:2011:BT8930

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3853 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen besluit tot intrekking bijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen ongegrond werd verklaard. Het College had bij besluit van 27 september 2004 de bijstand van appellant met ingang van 1 juni 2003 ingetrokken en een bedrag van ruim € 8.000,-- aan gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. Appellant was op dat moment in Egypte woonachtig, wat leidde tot de bekendmaking van het besluit door het aanplakken in de hal van een gemeentekantoor. Appellant heeft pas op 28 november 2007 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, terwijl hij al op 20 september 2007 op de hoogte was van de inhoud en datum van het besluit. Het College verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn.

De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht oordeelde dat het College het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad concludeert dat appellant, ondanks zijn kennis van het besluit, te lang heeft gewacht met het indienen van bezwaar. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en E.J. Govaers als leden, in aanwezigheid van griffier J. de Jong.

Uitspraak

09/3853 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 mei 2009, 08/1867 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen (hierna: College)
Datum uitspraak: 18 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.G.H.M. de Glas, advocaat te Nijmegen, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2011. Voor appellant is verschenen mr. De Glas. Het College heeft zich, zoals bericht, niet laten vertegenwoordigen.
De Raad heeft het onderzoek heropend, de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de Raad en aan het College nadere vragen gesteld.
Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2011. Appellant is, zoals vooraf bericht, niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. van Maaren, werkzaam bij de gemeente Nijmegen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 27 september 2004 is de bijstand van appellant met ingang van 1 juni 2003 ingetrokken en een bedrag van ruim € 8.000,-- aan gemaakte kosten van bijstand van appellant teruggevorderd.
1.2. Uit de aan dit besluit ten grondslag liggende rapportage blijkt dat het College heeft aangenomen dat appellant ten tijde van het nemen van het besluit niet meer in Nederland, maar in Egypte woonde. Om die reden heeft de bekendmaking van dit besluit plaatsgevonden door het op 28 september 2004 aan te plakken in de hal van een kantoor van de gemeente aan de Mariënburg 30 te Nijmegen.
1.3. Bij besluit van 8 april 2008 heeft het College het bij brief van 28 november 2007 gemaakte bezwaar tegen het besluit van 27 september 2004 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke bezwaartermijn.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 8 april 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd.
Hij heeft aangevoerd dat, zo de bekendmaking als bedoeld onder 1.2 al heeft plaatsgevonden, dit niet als een juiste bekendmaking van het besluit kan worden aangemerkt. Hij heeft verder naar voren gebracht dat het besluit van 27 september 2004 pas op 14 december 2007 aan hem bekend is gemaakt door uitreiking van dat besluit tijdens een hoorzitting.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het College het bezwaar tegen het besluit van 27 september 2004 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad overweegt daartoe dat appellant, bij brief van zijn gemachtigde van 20 september 2007, het College heeft verzocht om herziening van het besluit van 27 september 2004. In het herzieningsverzoek is vermeld dat deze beschikking in het verleden is afgegeven, dat daarbij wegens schending van de inlichtingenverplichting een bedrag aan bijstand van appellant is teruggevorderd en dat dit besluit inmiddels onherroepelijk is geworden. Gelet op de inhoud van dat herzieningsverzoek moet worden aangenomen dat appellant, hoe dan ook, voorafgaand aan dat verzoek kennis had verkregen van het besluit van 27 september 2004. In ieder geval was appellant op 20 september 2007 op de hoogte van de datum en de inhoud van het hierboven vermelde primaire besluit. Niettemin heeft hij ook daarna nog tot 28 november 2007 gewacht met het maken van bezwaar.
4.2. Het hoger beroep treft dus geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2011.
(get.) C. van Viegen.
(get.) J. de Jong.