als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 18 mei 2011, 10/5704 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage
Datum uitspraak: 18 oktober 2011
Mr. E.R. Schenkhuizen, advocaat te ’s-Gravenhage, heeft namens appellant hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht, is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat echter geen gronden.
Bij brief van 24 juni 2011 is mr. E.R. Schenkhuizen, voornoemd, namens appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Bij fax van 22 juli 2011 heeft voornoemde gemachtigde verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden waarop het hoger beroep berust. Uitstel is verleend tot en met 19 augustus 2011. Bij fax van 19 augustus 2011 heeft voornoemde gemachtigde wederom verzocht om uitstel. Bij aangetekende brief van 22 augustus 2011 heeft de Raad vier weken uitstel verleend om de gronden van het hoger beroep in te dienen met de mededeling dat nader uitstel niet zal worden verleend. Tevens is erop gewezen dat overschrijding van de termijn van uitstel tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep kan leiden.
De gemachtigde heeft bij per fax verzonden brief van 19 september 2011 de gronden waarop het hoger beroep berust ingediend. Blijkens het fax-journaal is deze fax op 21 september 2011 bij de Raad ingekomen. De termijn voor het bij de Raad indienen van de gronden, was toen gezien bovenstaande reeds overschreden.
Nu niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim, acht de Raad het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.A. Kooijman, in tegenwoordigheid van P.N. Rijnsewijn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2011.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en (andere) belanghebbenden binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.