ECLI:NL:CRVB:2011:BT7482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindigingdatum van de toegekende WW-uitkering en gerechtvaardigd vertrouwen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WW-uitkering van appellant, die oorspronkelijk was toegekend met ingang van 12 oktober 2009. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Appellant stelde dat hij gerechtvaardigd vertrouwen had dat zijn uitkering zou doorlopen tot 12 januari 2012, gebaseerd op een onjuiste mededeling in een besluit van 18 januari 2010.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de einddatum van de WW-uitkering heeft vastgesteld op 11 januari 2010. De rechtbank had eerder overwogen dat de onjuiste mededeling in het besluit van 18 januari 2010 geen gerechtvaardigd vertrouwen bij appellant kon wekken. De Raad bevestigt deze overwegingen en stelt vast dat de informatie in het toekenningsbesluit van 12 november 2009 en de brief van 15 december 2009 duidelijk maakten dat de uitkering zou eindigen op 11 januari 2010. De vermelding van 12 januari 2012 in het besluit van 18 januari 2010 wordt als een kennelijke verschrijving beschouwd.
De Raad concludeert dat appellant niet kon vertrouwen op een verlenging van zijn uitkering tot 12 januari 2012 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.