ECLI:NL:CRVB:2011:BT7479
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens niet-beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een WW-uitkering had aangevraagd na zijn ontslag. Appellant, die op 1 juli 2009 als schoonmaker was gaan werken, meldde zich op 6 juli 2009 ziek en werd op 2 januari 2010 ontslagen. Na zijn ontslag vroeg hij op 26 januari 2010 een WW-uitkering aan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering op 15 februari 2010, omdat appellant niet beschikbaar zou zijn voor de arbeidsmarkt. Appellant maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar op 18 maart 2010 ongegrond.
In hoger beroep handhaafde appellant zijn standpunt dat hij wel beschikbaar was om arbeid te aanvaarden. Tijdens de zitting op 31 augustus 2011 was appellant echter niet aanwezig, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer. De Raad beoordeelde de zaak en kwam tot de conclusie dat appellant niet had aangetoond dat hij beschikbaar was voor de arbeidsmarkt. De Raad verwees naar de overwegingen van de rechtbank, die eerder had geoordeeld dat appellant door zijn houding en gedrag had laten blijken niet beschikbaar te zijn voor arbeid. De rechtbank had vastgesteld dat appellant in zijn wijzigingsformulieren had aangegeven ziek te zijn en niet kon werken, en dat hij geen concrete sollicitaties had gedaan om zijn beschikbaarheid aan te tonen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet kon slagen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.