ECLI:NL:CRVB:2011:BT7476
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van ZW-uitkering en medische grondslag in het kader van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante die een Ziektewet (ZW) uitkering heeft aangevraagd, maar deze is geweigerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank 's-Gravenhage de eerdere beslissing van het Uwv heeft bekrachtigd. De appellante, die werkzaam was als schoonmaakster/toezichthoudster, had zich ziek gemeld vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het medisch onderzoek door de betrokken verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de bevindingen van deze artsen niet ter discussie stonden.
Appellante stelde in hoger beroep dat het Uwv had miskend dat zij leed aan een carpaaltunnel syndroom (CTS), en voerde aan dat de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende medische rapportages had opgevraagd. De Raad overwoog dat de bezwaarverzekeringsarts Admiraal de eerdere bevindingen van de verzekeringsarts had onderschreven en dat de medische informatie die door appellante in hoger beroep was ingediend, niet voldoende was om aan de juistheid van de eerdere conclusies te twijfelen. De Raad concludeerde dat de WSW-indicatie niet van doorslaggevende betekenis was voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011.