ECLI:NL:CRVB:2011:BT7452

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2379 WW + 11/76 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep en verzoek om schadevergoeding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.J. Klinkert, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De rechtbank had op 24 maart 2009 een uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 30 december 2010 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, waarna appellant op 19 mei 2011 het hoger beroep heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de geleden schade.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:73a en artikel 8:75a, die betrekking hebben op de intrekking van het beroep en de mogelijkheid tot schadevergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv appellant al had toegezegd een bedrag van € 14.959,55 te vergoeden, wat de noodzaak voor verdere schadevergoeding uitsloot. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar heeft het Uwv wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,--.

De uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, met A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2011. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de wetgeving voorziet in de mogelijkheid om schadevergoeding te verzoeken, maar dat in dit geval de toezegging van het Uwv voldoende was om het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

09/2379 WW + 11/76 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:73a en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 24 maart 2009, 08/673 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 30 december 2010 een nieuwe beslissing op bezwaar afgegeven.
Bij brief van 19 mei 2011 heeft mr. Klinkert namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en de geleden schade.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad vat het verzoek van appellant om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding op als een verzoek om het Uwv te veroordelen tot restitutie aan hem van het bedrag dat hij te veel aan het Uwv heeft terugbetaald, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag. In het besluit van 30 december 2010 heeft het Uwv appellant reeds toegezegd hem een bedrag van € 14.959,55 als onverschuldigd betaald te zullen vergoeden, met de wettelijke rente over dat bedrag. Gelet hierop ziet de Raad geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:73a van de Awb.
Wat betreft de proceskosten staan, nu in het besluit op bezwaar van 20 juni 2008 al is besloten tot vergoeding van de in bezwaar gemaakte kosten, de Raad nog slechts ter beoordeling de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
Deze worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af;
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 966,--.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
JL