[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 november 2010, 09/1346 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 12 oktober 2011
Namens appellante is hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2011. Namens appellante is mr. O. Labordus verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.L. Turnhout.
1. Bij besluit van 11 april 2007 heeft het Uwv de uitkering die appellante ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving met ingang van 12 juni 2007 ingetrokken. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij besluit van 16 januari 2008 ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft bij uitspraak van 29 oktober 2008 het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 15 januari 2009 (bestreden besluit) opnieuw op het bezwaar van appellante beslist en dat bezwaar wederom ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft M. Kazemier, psychiater te Rotterdam (deskundige), verzocht van verslag en advies te dienen. De deskundige heeft op 17 december 2009 gerapporteerd. Partijen hebben op die rapportage gereageerd. Naar aanleiding van die reacties heeft de rechtbank een vraag voorgelegd aan de deskundige. Deze heeft op 13 april 2010 zijn rapportage nader toegelicht. Partijen hebben daarop vervolgens gereageerd. Het Uwv heeft daarbij onder meer de voor appellante opgestelde zogenoemde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast en heeft een urenbeperking vastgesteld. Omdat het medisch onderzoek onzorgvuldig was geweest heeft de rechtbank bij aangevallen het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit heeft de rechtbank in stand gelaten omdat appellante naar het oordeel van de rechtbank de haar door het Uwv voorgehouden functies kan vervullen.
3. Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij de geduide functies niet kan vervullen vanwege problemen met de concentratie en haar lage handelingstempo. Verder leveren haar paniekstoornis en de agorafobie volgens appellante meer beperkingen op dan door het Uwv wordt aangenomen. Ter zitting is voorts benadrukt dat uit de rapportage van de deskundige volgt dat appellante in het geheel niet kan werken.
4. Het Uwv heeft in verweer gesteld dat rekening is gehouden met de bevindingen van de deskundige, dat een urenbeperking is opgenomen en dat rekening is gehouden met de problemen met de concentratie. Voor de overige klachten van appellante bestaat volgens het Uwv geen medische onderbouwing.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Partijen worden name verdeeld gehouden over de vraag hoe de rapportage van de deskundige moet worden begrepen. Anders dan appellante stelt, volgt uit diens rapportage niet, dat zij in het geheel niet in staat is om arbeid te verrichten, reeds niet omdat de deskundige daartoe niet concludeert. Wel stelt de deskundige een aantal nadere beperkingen vast en eveneens wordt vastgesteld dat appellante angstig is en dat er een hoge drempel is naar de hervatting van werk (blz. 2 van gedingstuk A 37). Dat brengt echter niet mee dat appellante, indien die drempel eenmaal is overschreden, geen werkzaamheden zou kunnen verrichten.
5.2. Het oordeel van de rechtbank dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv dat de geduide functies passend zijn, wordt onderschreven.
5.3. Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling van het Uwv in de proceskosten van appellante.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2011.
(get.) M.A. van Amerongen.