ECLI:NL:CRVB:2011:BT7257
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum Wajong-uitkering en onbekendheid met de regeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 1 december 2010 het beroep van appellante gegrond verklaarde, maar de rechtsgevolgen van het besluit van het Uwv in stand liet. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van haar Wajong-uitkering, die door het Uwv was vastgesteld op 19 juni 2007. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een Wajong-uitkering aan te vragen, ondanks haar eerdere contacten met verschillende hulpverleningsinstanties.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 oktober 2011 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 24 augustus 2011 was appellante niet verschenen, terwijl het Uwv zich liet vertegenwoordigen door mr. J.J. Grasmeijer. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen sprake was van een bijzonder geval. Appellante had eerder een bijstandsuitkering aangevraagd en had, ondanks haar psychische klachten, de mogelijkheid om een Wajong-uitkering aan te vragen moeten kunnen herkennen.
De Raad benadrukte dat onbekendheid met de Wajong-regeling op zich geen reden is om van een bijzonder geval te spreken. Appellante had pas een aanvraag ingediend nadat zij door haar therapeute en advocaat op de mogelijkheid was gewezen. Dit wijst erop dat haar onbekendheid met de regeling haar niet heeft verhinderd om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.