ECLI:NL:CRVB:2011:BT6937

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1424 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en belastingschade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had geoordeeld dat de appellant de belastingschade van betrokkene onjuist had berekend, omdat de Wajong-uitkering te laat was uitbetaald. Betrokkene had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering op 7 oktober 2005, die met terugwerkende kracht werd toegekend vanaf 7 oktober 2004. De rechtbank oordeelde dat de belastingschade moest worden beoordeeld op basis van de daadwerkelijk ontvangen fiscale loon en niet op basis van het brutoloon. De rechtbank had de appellant opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak en had de proceskosten van betrokkene vergoed.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd. De Raad oordeelde dat de appellant de belastingschade van betrokkene correct had berekend op basis van de fiscale gegevens van betrokkene. De Raad volgde het standpunt van appellant dat de belastingschade € 2.224,21 bedroeg, en dat betrokkene niet tekort was gedaan. De Raad concludeerde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld over de berekening van factor (b) en dat de appellant de Wajong-uitkering over 2004 terecht had toegerekend aan het belastingjaar 2005. De Raad verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

10/1424 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 12 februari 2010, 09/1345 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (betrokkene).
en
appellant
Datum uitspraak: 28 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Beide partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W.J.M.H. Lagerwaard. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn vader, [naam vader].
II. OVERWEGINGEN
1. Betrokkene heeft op 7 oktober 2005 een aanvraag ingediend om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Appellant heeft betrokkene bij besluit van 12 december 2005 een Wajong-uitkering toegekend met ingang van 7 oktober 2004. In februari 2006 heeft appellant betrokkene een bedrag van € 8.655,15 uitbetaald aan netto-uitkering en vakantiegeld over de periode van 7 oktober 2004 tot 1 februari 2006. Betrokkene heeft appellant verzocht om vergoeding van de belastingschade die hij heeft geleden ten gevolge van te late uitbetaling van zijn uitkering. Bij besluit van 14 april 2009 heeft appellant betrokkene een vergoeding van € 2.188,- aan belastingschade toegekend. Dit bedrag is, na bezwaar, bij besluit van 18 augustus 2009 (bestreden besluit) verhoogd met
€ 36,41 tot € 2.224,41.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft appellant daarnaast veroordeeld in de proceskosten van betrokkene en bepaald dat appellant het door betrokkene betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank oordeelde dat appellant de door betrokkene geleden belastingschade terecht heeft beoordeeld aan de hand van de hoofdregel, dat deze schade in beginsel het (positieve) verschil bedraagt tussen (a) de volgens de wettelijke bepalingen verschuldigde respectievelijk in werkelijkheid geheven loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over de van belang zijnde jaren, inclusief het jaar van nabetaling, in dit geval 2006, en (b) de loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, die over de jaren verschuldigd zouden zijn geweest indien de periodieke betalingen en de bedragen die appellant in 2005 aan betrokkene verschuldigd was, en de heffing van de loon- en inkomstenbelasting en van premies volksverzekeringen over die periodieke betalingen, hadden plaatsgevonden in 2005, dat wil zeggen indien de betalingen in het correcte jaar hadden plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde verder dat de uitkering over 2004 moet worden toegerekend aan 2005 omdat het appellant niet valt aan te rekenen dat de Wajong-uitkering over 2004 niet in dat jaar is uitbetaald, gezien het moment van aanvraag. Voorts was de rechtbank van oordeel dat voor de vaststelling van het bedrag van de hiervoor omschreven factor (a) over de jaren 2005 en 2006 niet de (voorlopige) belastingaanslag bepalend is, maar het bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen dat in werkelijkheid is geheven Dat was volgens de rechtbank nihil in 2005 en € 4.191,- in 2006. Uitgaande van nabetalingen over de jaren 2004, 2005 en 2006 van respectievelijk € 1.457,15, € 6.270,38 en
€ 9.869,18 heeft de rechtbank overwogen de vraag naar de omvang van de hiervoor omschreven factor (b) niet te kunnen beantwoorden, omdat die omvang volgens haar mede afhankelijk is van eventuele inkomsten uit arbeid en heffingskortingen. Volgens de rechtbank is een nieuwe berekening vereist van factor (b), waarbij de heffingsrente buiten beschouwing moet worden gelaten.
3. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak aangevoerd dat de rechtbank is uitgegaan van onjuiste bedragen. Het gaat bij de berekening van factor (b) volgens appellant niet om het uitbetaalde brutoloon, maar om het ontvangen fiscale loon. Op basis van een herberekening van appellant heeft betrokkene € 2.105,- belastingschade geleden en is hem met het bestreden besluit niet tekort gedaan.
Betrokkene acht de toerekening van de nabetaling over 2004 aan het belastingjaar 2005 onjuist en meent dat zijn belastingschade € 1.691,- meer bedraagt dan appellant heeft berekend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Vaststaat dat betrokkene belastingschade heeft geleden doordat zijn Wajong-uitkering niet in 2005, maar pas in 2006 is uitbetaald. Tussen partijen is niet in geschil dat de door betrokkene geleden belastingschade moet worden beoordeeld op basis van de hierboven weergegeven hoofdregel. De Raad onderschrijft in zoverre de aangevallen uitspraak, en onderschrijft tevens het oordeel van de rechtbank dat appellant de Wajong-uitkering over 2004 terecht heeft toegerekend aan het belastingjaar 2005 en dat voor de vaststelling van het bedrag van de hiervoor omschreven factor (a) over de jaren 2005 en 2006 de belastingaanslag over die jaren bepalend is. In zoverre onderschrijft de Raad de aangevallen uitspraak en neemt zij de overwegingen van de rechtbank over.
4.2. Wat betreft de door de rechtbank voorgestane berekening van factor (b) volgt de Raad de aangevallen uitspraak niet. Met appellant is de Raad van oordeel dat niet het brutoloon, maar het door betrokkene ontvangen fiscale loon daarvoor bepalend is. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
4.3. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Raad bezien of, uitgaande van het door betrokkene ontvangen fiscale loon en de in 4.1 weergegeven uitgangspunten, appellant de belastingschade van betrokkene juist heeft berekend. Uit de definitieve aanslagen over 2005 en 2006 blijkt dat betrokkene over die jaren in totaal € 4.191,- heeft betaald aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Indien de Wajong-uitkering tijdig was betaald zou de aanslag in 2005 volgens berekeningen van appellant € 1.137,- hebben bedragen en in 2006 € 949,-, in totaal € 2.086,-. Dit leidt tot een belastingschade van € 2.105,-. Betrokkene heeft de berekeningen van appellant slechts betwist voor zover is uitgegaan van de definitieve aanslagen. Aangezien de Raad het standpunt van betrokkene daarin niet volgt en de door appellant gehanteerde bedragen berusten op de fiscale gegevens van betrokkene zelf komt de Raad tot de conclusie dat appellant betrokkene niet tekort heeft gedaan door hem een bedrag van € 2.224,21 aan belastingschade te vergoeden.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van betrokkene ongegrond moet worden verklaard.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en B.M. van Dun en B.J. van der Net als leden, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2011.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) N.S.A. El Hana.
JL