ECLI:NL:CRVB:2011:BT6758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- B.M. van Dun
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van de weigering van ziekengeld op basis van geen nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een verzoek heeft ingediend om herziening van de weigering van ziekengeld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, die als toezichthouder bij een moskee werkte, viel op 4 december 2006 uit vanwege rugklachten en ontving een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv heeft in 2007 vastgesteld dat de appellant weer geschikt was voor zijn werk, maar dit werd door de appellant betwist. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank, heeft de appellant in 2008 verzocht om herziening van het besluit van het Uwv, maar het Uwv weigerde dit omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de eerdere beslissing konden onderbouwen.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant opnieuw aangevoerd dat zijn klachten niet goed zijn ingeschat en dat de medische verklaring van dr. Saad Benchekroun, die een hernia constateerde, niet is meegewogen door het Uwv. De Raad voor de Rechtspraak heeft overwogen dat een bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om een verzoek om herziening inhoudelijk te behandelen, maar dat dit niet leidt tot een nieuwe toetsing van het oorspronkelijke besluit. De Raad concludeert dat de verklaring van de radioloog geen nieuwe feiten oplevert die de eerdere beslissing van het Uwv kunnen ondermijnen.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen termen gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak is gedaan op 28 september 2011, waarbij de Raad in het openbaar heeft geoordeeld.