[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 september 2009, 09/1609 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 27 september 2011
Namens appellant heeft mr. B. Leenders, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 30 augustus 2011, waar partijen met bericht van verhindering niet zijn verschenen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt sinds 1 juni 2005 bijstand naar de norm voor gehuwden ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op grond van zijn medische situatie heeft het College appellant, in afwachting van de resultaten van nader cardiologisch en orthopedisch onderzoek, met toepassing van artikel 9, tweede lid, van de WWB gedurende de periode van 10 augustus 2005 tot 2 mei 2007 ontheven van zijn sollicitatieplicht. Bij besluit van 12 december 2007 heeft het College appellant tot
27 september 2008 gedeeltelijk ontheven van zijn sollicitatieplicht, in die zin dat hem de verplichting is opgelegd om te solliciteren naar werk voor 20 uur per week. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.2. In het kader van onderzoek naar zijn arbeidsmogelijkheden is appellant op 10 oktober 2008 medisch onderzocht door bedrijfsarts H. Smeets. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in de rapportage Belastbaarheidsonderzoek van 10 oktober 2008. Hierin wordt geconcludeerd dat appellant in staat is om 4 uur per dag, met beperkingen, te werken.
1.3. Op 22 oktober 2008 heeft een onderzoek plaatsgevonden door arbeidsdeskundige T. Schalm. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in het Arbeidsdeskundig advies van 22 oktober 2008. Hierin wordt taalscholing aanbevolen en is geadviseerd om appellant aan te melden voor deelname aan het traject Eigen Werk om duidelijkheid te verkrijgen over de mogelijkheden een eigen zaak te starten en hem aan te melden bij het Centrum voor Werk en Inkomen om te beoordelen of hij in aanmerking komt voor een indicatie Sociale Werkvoorziening.
1.4. Bij besluit van 26 november 2008 heeft het College appellant opnieuw gedeeltelijk ontheven van zijn actieve sollicitatieplicht en hem verplicht om te solliciteren naar werk dat hij aankan gedurende 20 uur per week. Tevens is appellant verplicht om als voorbereiding op betaald werk mee te werken aan voorzieningen die de Dienst Werk en Inkomen hem aanbiedt.
1.5. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 26 november 2008, omdat hij zichzelf mede gelet op zijn (toegenomen) psychische klachten niet in staat acht om te werken of bijvoorbeeld een cursus Nederlands te volgen. Hij gaat op korte termijn naar een psychiater. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant stukken overgelegd, bestaande uit een brief van de voorlichtster Eigen Taal, een kopie van een visitekaartje van Informentaal, een bevestiging van een aanmelding bij i-psych, vier uitnodigingen om te verschijnen op afspraken met artsen in de eerste drie maanden van 2009, een brief van de huisarts van 4 februari 2009, en een tweetal verwijsbrieven van de huisarts, gedateerd 3 september 2007 en 14 januari 2009.
1.6. Bij besluit van 5 maart 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 26 november 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 5 maart 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft daarbij, samengevat, aangevoerd dat reeds in de rapportage van 10 oktober 2008 een psychische beperking is gesignaleerd. Appellant heeft verschillende soorten medicijnen gehad en onder behandeling van verschillende artsen gestaan. Voor zijn psychische klachten is hij thans onder behandeling van een psychiater. Appellant is niet in staat om te werken, werk te zoeken of aan een voorziening uitvoering te geven, zodat sprake is van dringende redenen in de zin van artikel 9, tweede lid, van de WWB op grond waarvan hij moet worden ontheven van de arbeidsplicht en van de plicht tot het meewerken aan voorzieningen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB is de bijstandsgerechtigde jonger dan 65 jaar verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden (…);
b. gebruik te maken van een door het College aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
Artikel 9, tweede lid, van de WWB bepaalt dat, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, het College in individuele gevallen tijdelijk ontheffing kan verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid.
4.2. De Raad is van oordeel dat het College zijn besluitvorming op de onder 1.2 en 1.3 vermelde rapportages heeft mogen baseren. Niet is gebleken dat deze rapportages wat de wijze van totstandkoming of wat de inhoud ervan betreft niet deugdelijk zouden zijn. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat in de rapportages aandacht is geschonken aan de gezondheidsklachten en de structurele functionele beperkingen van appellant. De door appellant reeds in bezwaar overgelegde (medische) gegevens kunnen niet tot een ander oordeel leiden, aangezien daarin geen aanwijzingen zijn te vinden voor het standpunt dat de belastbaarheid van appellant in voornoemde rapportages is overschat. Zijn standpunt dat sprake is van (toegenomen) psychische klachten heeft appellant niet met objectieve medische gegevens, bijvoorbeeld met een rapportage van de psychiater bij wie hij onder behandeling is, onderbouwd.
4.3. Evenals de rechtbank komt ook de Raad tot de slotsom dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen dringende redenen waren als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de WWB, zodat het College niet bevoegd was om appellant volledig dan wel verdergaand van zijn arbeidsverplichtingen te ontheffen.
4.4. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2011.