ECLI:NL:CRVB:2011:BT5835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- M.C. Bruning
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Weigering van het college om terug te komen van een ontslagbesluit wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het verzoek van de appellant om terug te komen van een eerder ontslagbesluit werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 september 2011 uitspraak gedaan. De appellant, die voorheen als marktmeester werkte, had in verband met arbeidsongeschiktheid op 10 september 2008 ontslag aangevraagd. Dit ontslagverzoek werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam goedgekeurd. Later, op 8 december 2008, verzocht de appellant het college om terug te komen op dit ontslagbesluit, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond.
In hoger beroep heeft de Raad beoordeeld of er sprake was van nieuw gebleken feiten of omstandigheden die een heroverweging van het ontslagbesluit rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de enkele stelling van de appellant dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen bij het indienen van het ontslagverzoek, onvoldoende was om te spreken van een novum. De psychiater M. Kazemier had in een rapport gesteld dat de appellant in staat was zijn wil te bepalen, wat de Raad als een belangrijk punt beschouwde. De Raad oordeelde dat het ontslagverzoek van de appellant kon worden herleid tot een in vrijheid genomen beslissing, aangezien hij dit verzoek meerdere keren had gedaan.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. Er waren geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 15 september 2011.