ECLI:NL:CRVB:2011:BT2611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- J.P.M. Zeijen
- Rechtspraak.nl
Verhoging WAO-uitkering en hulpbehoevendheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had verzocht om zijn WAO-uitkering te verhogen naar 85% van zijn dagloon, in verband met een veronderstelde hulpbehoevendheid. Het Uwv had op 4 maart 2009 de uitkering van appellant verhoogd, maar pas met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep stelde appellant dat hij reeds op 19 juni 2002 in een verregaande mate van hulpbehoevendheid verkeerde, wat volgens hem een verhoging van zijn uitkering per die datum rechtvaardigde. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat uit de beschikbare stukken, waaronder een rapport van de bezwaarverzekeringsarts, niet blijkt dat appellant op de genoemde datum in een blijvende toestand van hulpbehoevendheid verkeerde die geregeld oppassing en verzorging vereiste. De Raad bevestigde daarmee de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond.