ECLI:NL:CRVB:2011:BT2538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-19 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep AOW-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2010. Appellant, wonende in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak waarbij zijn beroep ongegrond was verklaard. In het hoger beroep heeft appellant pas later de ontbrekende gegevens overgelegd, die nodig waren om zijn recht op AOW vast te stellen. De Raad heeft vastgesteld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) op 23 maart 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen, waardoor appellant zijn hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Svb heeft echter verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat appellant niet de vereiste informatie had verstrekt en dat de kosten die hij heeft gemaakt niet redelijkerwijs noodzakelijk waren.

De Raad heeft in zijn overwegingen artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet in aanmerking genomen. Deze artikelen bepalen dat indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener kan worden veroordeeld in de kosten. De Raad heeft geoordeeld dat de Svb volledig aan het beroep van appellant tegemoet is gekomen met de nieuwe beslissing op bezwaar, en dat appellant de ontbrekende gegevens eerder had moeten overleggen. Hierdoor zijn de procedures bij de rechtbank en de Raad niet noodzakelijk geweest.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten die hij heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs noodzakelijk waren. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

11/19 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 december 2010, 10/199 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna Svb)
Datum uitspraak: 23 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Svb heeft op 23 maart 2011 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 april 2011 is namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de Svb te veroordelen in de proceskosten.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Artikel 8:75, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de rechtbank bij uitsluiting bevoegd is een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank, en van het bezwaar of van het administratief beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken omdat met de nieuwe beslissing op bezwaar van 23 maart 2011 de Svb volledig aan zijn beroep is tegemoetgekomen.
De Svb voert in verweer aan dat voor een vergoeding van de door appellant gemaakte kosten in beroep en hoger beroep geen aanleiding bestaat, nu de reden voor de afwijzing van de aanvraag was dat appellant niet de vereiste informatie had verstrekt die nodig was om het recht op AOW vast te stellen. Eerst in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, waarbij het beroep ongegrond is verklaard, heeft appellant de ontbrekende gegevens overgelegd.
De Raad volgt de Svb in dit verweer en merkt daarbij nog op dat, indien appellant de gevraagde gegevens vóór het aanhangig maken van het beroep en hoger beroep had overgelegd, de procedures bij de rechtbank Amsterdam en de Raad niet hadden behoeven te worden gevoerd.
Van de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep heeft gemaakt, kan dan ook niet worden gezegd dat hij deze redelijkerwijs heeft moeten maken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 september 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.