ECLI:NL:CRVB:2011:BT2072

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1762 WWB + 11/1763 WWB + 11/1871 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor schoolkamp en schulden

In deze zaak gaat het om de afwijzing van aanvragen voor bijzondere bijstand door appellanten, die bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellanten, die sinds 7 december 2007 bijstand ontvangen, hadden aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een schoolkamp en voor de aflossing van schulden aan Eneco en Woonbron. De Raad oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor het schoolkamp terecht is, omdat appellanten al een kindertoelage van € 300,- hadden ontvangen, waarmee in de kosten was voorzien. De Raad stelt vast dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat appellanten recht hebben op extra bijstand voor deze kosten.

Daarnaast heeft de Raad de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand voor de schulden aan Eneco en Woonbron bevestigd. De Raad wijst erop dat appellanten met een eerder uitgekeerd bedrag van € 1.232,18 over voldoende middelen beschikten om hun schulden te voldoen. De Raad concludeert dat er geen zeer dringende redenen waren die zouden rechtvaardigen dat de bijstand voor de schulden verleend zou moeten worden. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam terecht ongegrond verklaard. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1762 WWB
11/1763 WWB
11/1871 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant 1] en [Appellant 2], appellanten, beiden wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 februari 2011, 10/2542 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 20 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Fischer. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. el Fizazi, werkzaam bij de Gemeente Rotterdam.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.2. Appellanten ontvangen sinds 7 december 2007 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de gehuwdennorm. Door het College is aanvankelijk een maatregel opgelegd van 100% over de periode van 1 december 2009 tot en met 31 maart 2010. Deze maatregel is nadien gewijzigd in 50% gedurende acht maanden, hetgeen heeft geresulteerd in een nabetaling op 12 februari 2010 tot een bedrag van € 1.232,18.
1.3. Op 28 januari 2010 hebben appellanten een aanvraag ingediend ten behoeve van hun zoon [naam zoon] voor de kosten van een schoolkamp in april 2010 tot een bedrag van € 117,50. Het College heeft bij besluit van 10 februari 2010 deze aanvraag afgewezen.
1.4. Op 12 februari 2010 hebben appellanten een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de aflossing van een schuld aan Eneco tot een bedrag van € 82,-- en een schuld aan Woonbron tot een bedrag van € 814,22. Het College heeft deze aanvraag bij besluit van 16 februari 2010 afgewezen.
1.5. Bij besluit van 21 mei 2010 heeft het College de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van 10 februari 2010 en 16 februari 2010 ongegrond verklaard. Het College heeft de afwijzing van de aanvraag voor de kosten van een schoolkamp gehandhaafd op de grond dat geen sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan in de zin van artikel 35 WWB. De afwijzing van de aanvraag voor de schulden aan Eneco en Woonbron heeft het College gehandhaafd op de grond dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de WWB een beletsel vormt voor verlening van bijstand voor gemaakte schulden en dat voorts geen sprake is van zeer dringende redenen in de zin van artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB, die zouden nopen tot bijstandverlening.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 21 mei 2010 ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben hiertoe aangevoerd dat zij vanwege de hen opgelegde maatregelen onder het bestaansminimum leven en in een schuldpositie terecht zijn gekomen. Zij beschikken over onvoldoende middelen om de kosten voor het schoolkamp en de vaste lasten te voldoen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Aanvraag bijzondere bijstand kosten schoolkamp
4.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4.2. Vaststaat dat in het kader van een gemeentelijke regeling aan appellanten ambtshalve op 29 augustus 2009 voor het schooljaar 2009-2010 een kindertoelage is toegekend van
€ 300,--. Deze regeling is bedoeld om ouders financieel te ondersteunen om hun kinderen deel te kunnen laten nemen aan activiteiten op school of in verenigingsverband.
4.3. De Raad stelt vast dat, zoals ter zitting door appellanten overigens ook is erkend, met de toekenning van de onder 4.2 genoemde kindertoelage, feitelijk reeds in de gevraagde kosten is voorzien. Dat appellanten deze toelage hebben aangewend voor de betaling van andere kosten betekent naar het oordeel van de Raad niet, dat er sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan als bedoeld in artikel 35 van de WWB, die zouden moeten leiden tot het verlenen van bijzondere bijstand voor hetzelfde doel. Het College heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten dan ook terecht afgewezen.
Aanvraag bijzondere bijstand schulden Eneco en Woonbron
4.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag van 12 februari 2010 er toe strekt bijzondere bijstand te verkrijgen ter aflossing van schulden.
4.5. Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de WWB heeft degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige betaling van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, geen recht op bijstand.
4.6. Niet in geschil is dat appellanten met het aan hen op 12 februari 2010 uitgekeerde bedrag van € 1.232,18 de beschikking hadden over middelen om de energie- en huurschuld, waarvoor zij op 10 februari 2010 bijstand hebben aangevraagd, te voldoen. Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de WWB vormde dan ook een beletsel voor verlening van de gevraagde bijzondere bijstand.
4.7. In artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB is de mogelijkheid opgenomen om in afwijking van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder f, van de WWB bijzondere bijstand voor schulden te verlenen indien daartoe zeer dringende redenen bestaan.
4.8. In hetgeen door appellanten is aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat sprake is geweest van zeer dringende redenen in de onder 4.7 bedoelde zin. De Raad heeft daarbij in aanmerking genomen dat een schuldenlast naar vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld zijn uitspraak van 15 april 2008, LJN BC9554, in beginsel niet kan worden aangemerkt als een zeer dringende reden. Dat appellanten hun inkomen kennelijk aan andere zaken hebben besteed dan aan betaling van de vaste lasten, waaronder de in geding zijnde energie- en huurlasten, dient voor eigen rekening en risico van appellanten te blijven en kan niet op de WWB worden afgewenteld.
4.9. Uit hetgeen onder 4.8 is overwogen volgt, dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat ten tijde in geding geen sprake was van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB en dat het College zich terecht niet bevoegd heeft geacht om de gevraagde bijzondere bijstand te verlenen.
5. De Raad stelt tot slot vast dat appellanten eerst ter zitting de grief hebben opgeworpen dat de rechtbank ten onrechte niet is ingegaan op het beroep dat appellanten hebben gedaan op artikel 13 ESH en artikel 8 EVRM. De Raad verwerpt deze grief onder verwijzing naar de aangevallen uitspraak. Uit rechtsoverweging 2.12 blijkt, dat de rechtbank op deze grief is ingegaan.
6. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2011.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) R.L.G. Boot.
HD