ECLI:NL:CRVB:2011:BT1788
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van WAO-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WAO-uitkering ontving. De appellant, wonende in Kaapverdië, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn bezwaar tegen de schorsing van zijn uitkering ongegrond was verklaard. De schorsing was gebaseerd op het feit dat appellant gedurende de periode waarin hij een WAO-uitkering ontving, werkzaamheden had verricht en inkomsten had genoten, zonder dit te melden aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv, op basis van de resultaten van een onderzoek, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellant in strijd heeft gehandeld met zijn inlichtingenplicht zoals neergelegd in artikel 80, eerste lid, van de WAO. Dit leidde tot de conclusie dat het Uwv gerechtigd was om de uitkering te schorsen op grond van artikel 50, derde lid, aanhef en onder c, van de WAO.
Tijdens de zitting op 5 augustus 2011 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer. De Raad heeft geen nieuwe gezichtspunten gehoord die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en de Raad zag geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak bevestigt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om hun inlichtingenplicht serieus te nemen, en benadrukt de gevolgen van het niet naleven hiervan.