ECLI:NL:CRVB:2011:BT1777
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van beroep wegens niet-tijdige indiening van het beroepschrift
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) waarbij haar een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) was geweigerd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 september 2011 uitspraak gedaan. De Svb had eerder op 5 april 2004 een besluit genomen, dat op 6 april 2004 aan appellante was verzonden, waarmee de beroepstermijn begon. Appellante diende haar bezwaarschrift pas op 25 januari 2005 in, wat na de termijn was. De rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Appellante stelde dat zij de Nederlandse taal niet machtig was en dat dit haar had belet om tijdig te reageren. De rechtbank oordeelde echter dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het inschakelen van juridische hulp en dat het niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunten, maar de Raad was van mening dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat appellante de ontvangst van het bestreden besluit niet had ontkend en dat zij de mogelijkheid had gehad om een voorlopig beroepschrift in te dienen. De Raad concludeerde dat de inhoudelijke grieven van appellante niet beoordeeld konden worden, omdat het beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.