het College van burgemeester en wethouders van de gemeente [woonplaats]-Sappemeer (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 24 juli 2009, 09/75 (hierna: aangevallen uitspraak),
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
Datum uitspraak: 6 september 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. E. van Wolde, advocaat te Groningen, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2011. Namens appellant is mr. I.M. Klok, werkzaam bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer, verschenen. Betrokkene heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G. Bakker, die de zaak van kantoorgenoot mr. Van Wolde heeft overgenomen.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene leeft sinds juli 2007 gescheiden van zijn vrouw, die in Groningen met hun kinderen woont. Op 29 augustus 2008 heeft betrokkene bij appellant een aanvraag ingediend voor toekenning van bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Hij heeft aangegeven te verblijven op het adres [adres 1] te [woonplaats]. In het kader van voornoemde aanvraag heeft er op 19 september 2008 een gesprek plaatsgevonden tussen betrokkene en medewerkers van de gemeente, waarbij aansluitend een huisbezoek plaats heeft gevonden. Op basis hiervan heeft appellant op 3 oktober 2008 besloten om de aanvraag af te wijzen omdat betrokkene niet in de gemeente [naam gemeente] zijn hoofdverblijf heeft, maar in de stad Groningen.
1.2. In het tegen dit besluit ingediende bezwaarschrift van 7 oktober 2008 stelt betrokkene zich op het standpunt dat hij in verband met diverse activiteiten weliswaar regelmatig in Groningen verblijft, maar dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente [naam gemeente].
1.3. Bij besluit van 15 december 2008 heeft appellant - in afwijking van het advies van de bezwaarschriftencommissie - de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 15 december 2008 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat de samenvattende verklaring van betrokkene van 19 september 2009 niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijke verklaring moeten worden gesteld, gelet op de puntsgewijze weergave van hetgeen is gezegd en het feit dat de vragen, die zijn gesteld, niet zijn weergegeven. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de bevindingen van het huisbezoek ontoereikend zijn om tot het oordeel te kunnen komen dat betrokkene niet in Hoogezand zou wonen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het totale onderzoeksresultaat wel degelijk leidt tot de conclusie dat betrokkene niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente [naam gemeente].
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Met appellant is de Raad van oordeel dat niet valt in te zien waarom de samenvatting van het gesprek met betrokkene van 19 september 2008 niet tot het bewijs mag dienen. Daarbij overweegt de Raad dat hierin verslag is gedaan van hetgeen betrokkene heeft verklaard over de plaats waar hij verblijft en slaapt en over de duur daarvan. Ook is verslag gedaan van zijn dagindeling en de activiteiten die hij zoal verricht. Voorts kent de Raad betekenis toe aan het feit dat betrokkene bij brief van 23 september 2008 in de gelegenheid is gesteld de samenvatting van het gesprek door te lezen en binnen een week terug te sturen, waarbij is gewezen op de mogelijkheid om opmerkingen of wijzigingen aan te brengen. Van dit laatste heeft betrokkene geen gebruik gemaakt. Hij heeft wel de verklaring voor akkoord getekend. De Raad deelt met inachtneming van het voorgaande dan ook niet het oordeel van de rechtbank dat het gespreksverslag niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen en is evenmin van oordeel dat er niet de waarde aan kan worden toegekend die appellant eraan gehecht wenst te zien.
4.2. Het slagen van voornoemde grond leidt evenwel niet tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het verdere onderzoek van appellant, dat in hoofdzaak is gestoeld op de waarnemingen tijdens het huisbezoek, niet tot de conclusie diende te leiden dat betrokkene zijn hoofdverblijf niet heeft in de gemeente [naam gemeente]. Daarbij acht de Raad van belang dat betrokkene zijn kamer heeft laten zien, waar een matras en een deken lagen, waarbij voorts een tas met kleding en enige persoonlijke post is aangetroffen. Nu betrokkene niet heeft ontkend overdag veel in Groningen te verblijven, maar tevens heeft aangegeven voornamelijk te slapen aan de [adres 1] te [woonplaats], had het - mede gelet op het uitgangspunt dat de Raad volgens vaste rechtspraak hanteert waar het gaat om het hoofdverblijf, namelijk het merendeel van de nachten in een woning verblijven, zie de uitspraak van 13 november 2007, LJN BB7743 - op de weg van appellant gelegen om nader onderzoek te verrichten als op basis van de verklaring van betrokkene en het huisbezoek werd getwijfeld aan het hoofdverblijf van betrokkene in de gemeente [naam gemeente]. Appellant heeft dit evenwel nagelaten.
4.3. Nu de Raad derhalve met de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een onzorgvuldig voorbereid besluit in de zin van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, betekent dit dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak - met inachtneming van hetgeen in 4.1 is overwogen - voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet, gelet op de overwegingen onder 4.2 en 4.3, aanleiding om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkene. Deze kosten worden begroot op € 644,-- voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 644,--.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen als voorzitter en J.F. Bandringa en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 september 2011.