ECLI:NL:CRVB:2011:BR7017

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4441 WMO-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor begeleiding bij het zich verplaatsen van een rolstoelgebonden verzoekster

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 september 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een rolstoelgebonden verzoekster, geboren in 1922. De verzoekster had op 12 december 2009 een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding bij het zich verplaatsen, welke door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch was afgewezen. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar de verzoekster ging in hoger beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de begeleiding die verzoekster nodig had om sociale contacten te onderhouden en zich te verplaatsen, onder de compensatieplicht van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) valt. Het College had onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor begeleiding en had de aanvraag ten onrechte afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het recht op begeleiding bij het ontmoeten van mensen en het aangaan van sociale verbanden niet genegeerd kan worden.

De voorzieningenrechter heeft het College opgedragen om binnen veertien dagen na de uitspraak, via het Steunpunt Informele Zorg, voor verzoekster begeleiding bij het zich verplaatsen te bemiddelen bij een vrijwilligersorganisatie in de gemeente. Tevens werd het College veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van adequate ondersteuning voor kwetsbare burgers, vooral gezien hun hoge leeftijd en beperkingen.

Uitspraak

11/4441 WMO-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om een voorlopige voorziening van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats], (hierna: verzoekster)
in verband met het hoger beroep van:
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch van 8 juli 2011, 10/2433 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
verzoekster
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ‘s Hertogenbosch (hierna: College)
Datum uitspraak: 2 september 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. N. Wohlgemuth Kitslaar, advocaat te Naarden, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingezonden.
Het verzoek om een voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 24 augustus 2011. Voor verzoekster is verschenen mr. Wohlgemuth Kitslaar. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door S.M. Immens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat, gelet op de betrokken belangen, vereist.
1.2. Voor zover de beoordeling van een verzoek om een voorlopige voorziening meebrengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is het niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak.
1.3. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.4. Ten behoeve van verzoekster, geboren in 1922, is op 12 december 2009 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een vervoersvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding bij het zich verplaatsen aangevraagd. Verzoekster verblijft op de gesloten afdeling van verpleeghuis Oosterhof. Zij is rolstoelgebonden en beschikt over een duwrolstoel. Daarnaast beschikt zij over een pas voor het collectief vervoer en mag zij een begeleider meenemen in de deeltaxi. De aangevraagde begeleiding is nodig om haar rolstoel te duwen bij bezoeken aan de Sint-Janskathedraal, het centrum van Den Bosch, waar zij veel sociale contacten heeft, en het desgewenst maken van een ommetje.
1.5. Het College heeft die aanvraag bij besluit van 30 maart 2010 afgewezen en het bezwaar van verzoekster tegen dat besluit bij beslissing op bezwaar van 28 juli 2010 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit op bezwaar van 28 juli 2010 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat en voor zover voor de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening van belang - overwogen dat begeleiding bij het zich verplaatsen niet valt onder de compensatieplicht als bedoeld in artikel 4 van de Wmo. De rechtbank acht het dan ook niet onredelijk of in strijd met artikel 6, eerste lid, van de Wmo, dat het op grond van artikel 21 van de Verordening individuele verstrekkingen gemeente ’s-Hertogenbosch 2010 niet mogelijk is een pgb te besteden aan het inkopen van begeleiding. Naar het oordeel van de rechtbank is verder in het besluit op bezwaar en het aan dit besluit ten grondslag liggende advies van de adviescommissie voldoende gemotiveerd op welke wijze verzoekster is gecompenseerd in het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie. Het College heeft daarin overwogen op welke wijze verzoekster de door haar gewenste vervoersdoelen - voor zover die onder de compensatieplicht van de Wmo vallen - kan bereiken.
3.1. In hoger beroep heeft verzoekster zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Verzoekster heeft tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb in de vorm van een voorziening die verzoekster in staat stelt zich te verplaatsen op de korte en zeer korte afstand. Verzoekster heeft daarbij aangegeven te denken aan, bijvoorbeeld, een geldbedrag waarmee zij begeleiding kan inhuren.
4.1. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
4.2. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter moet de vraag van verzoekster om compensatie van haar beperkingen bij het zich verplaatsen worden aangemerkt als een verzoek om begeleiding bij het zich verplaatsen over de korte en zeer korte afstand teneinde medemensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan. Uit de uitspraak van de Raad van 3 augustus 2011, LJN: BR4456, volgt dat begeleiding ten behoeve van het ontmoeten van mensen en het aangaan sociale verbanden onder de in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmo bedoelde compensatieplicht valt. Het College heeft dit onvoldoende onderkend en geen concreet onderzoek gedaan naar de begeleidingsmogelijkheden voor verzoekster.
4.3. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat, indien blijkt dat de instelling waarin verzoekster verblijft - De Oosterhof te ’s-Hertogenbosch - geen begeleiding biedt (of kan bieden) bij het zich verplaatsen van verzoekster buiten de poorten van de instelling, het College zich wat betreft die begeleiding niet kan beroepen op het bestaan van een voorliggende voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het besluit op bezwaar van 28 juli 2010 geen stand zal kunnen houden wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet op de beperkingen van verzoekster alsmede haar hoge leeftijd ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening inhoudende dat het College wordt opgedragen om binnen veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak via het Steunpunt Informele Zorg ’s-Hertogenbosch voor verzoekster begeleiding bij het zich verplaatsen te bemiddelen bij een binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch werkzame vrijwilligersorganisatie.
5. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek van verzoekster om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht toe;
Draagt het College op om binnen veertien dagen na dagtekening van deze uitspraak via het Steunpunt Informele Zorg ’s-Hertogenbosch voor verzoekster begeleiding bij het zich verplaatsen te bemiddelen bij een binnen de gemeente ’s-Hertogenbosch werkzame vrijwilligersorganisatie;
Bepaalt dat het College aan verzoekster het betaalde griffierecht van € 112,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011.
(get.) R.M. van Male.
(get.) P.J.M. Crombach.
HD