als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 11 september 2007, 06/2037 WVG (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen (hierna: het College)
Datum uitspraak: 31 augustus 2011
Bij besluit van 15 mei 2006 heeft het College de aanvraag van appellant van 8 maart 2006 om aan hem op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorziening gehandicapten (Wvg) een scootmobiel te verstrekken afgewezen.
Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 mei 2006 ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bovengenoemd besluit ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. R.M.W.H. Bedaux, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van appellant van 5 september 2009 heeft het College bij besluit van 11 maart 2010 hem een vervoersvoorziening bestaande uit een scootmobiel toegekend.
Bij brief van 20 april 2010 heeft mr. R.M.W.H. Bedaux namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht een beslissing te nemen ten aanzien van de proceskosten.
Het College heeft op 25 mei 2010 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75a, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75 van de Awb, omdat geen sprake is van een tegemoetkoming in de zin artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Het College heeft aan appellant bij besluit van 11 maart 2010 - en met ingang van die datum - een vervoersvoorziening bestaande uit een scootmobiel toegekend. Deze toekenning is het gevolg van een nieuwe aanvraag van appellant onder het regime van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Het College heeft de Raad desgevraagd medegedeeld dat de toekenning het gevolg is van een wijziging in de regelgeving en in de bij een huisbezoek vastgestelde verslechtering van de medische situatie van appellant. De Raad ziet in hetgeen appellant hiertegenover heeft gesteld geen aanleiding om het College in dit medisch oordeel niet te volgen.
Mitsdien dient te worden beslist als volgt.
De Centrale Raad van Beroep;
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2011.
(get.) E. Blijleven-de Vries.