[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 8 april 2010, 10/46 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 september 2011
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingezonden.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en, desgevraagd, nadere stukken ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2011. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde [naam gemachtigde]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.
1.1. Appellant, die is geboren [in] 1961, en werkzaam was als productievakman II bij [naam bedrijf] te [vestigingsplaats], is op 5 april 2000 uitgevallen met klachten passend bij whiplash. Per einde wachttijd is aan hem een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In 2003 is een herbeoordeling gevolgd en is de mate van arbeidongeschiktheid herzien naar 15 tot 25%. Aan appellant is per 14 juli 2003 (tevens) een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Bij brief gedateerd
25 januari 2007 heeft appellant per genoemde datum een melding ingevolge de Ziektewet gedaan wegens een ontsteking in het schoudergewricht, hoofdpijn, pijn in de nek, rug en (rechter)knie en hyperhidrosis. Eind april 2007 heeft appellant een knieoperatie ondergaan. Na de operatie heeft appellant een longinfarct en meerdere longembolieën gehad. De ziekenhuisopname heeft drie weken geduurd. Bij brief gedateerd 12 juli 2007 heeft appellant een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid gedaan. Aangegeven wordt dat zijn lichamelijke conditie na de operatie en de daarop volgende complicaties ernstig is verslechterd.
1.2. De verzekeringarts R.P.C. Melker rapporteerde op 25 oktober 2007. Hij onderzocht appellant, zowel lichamelijk als psychisch. Verder beschikte hij, via de huisarts S.A. Haak, over informatie van de neuroloog Volker, de chirurg De Maat en de longarts Dijksterhuis. Volker meldt dat hij bij zijn onderzoek geen objectieve afwijkingen vindt. De Maat geeft aan dat hij tevreden is met het operatieresultaat. Dijksterhuis spreekt van een goed herstel van de perfusie na de doorgemaakte longembolieën. Haak zelf spreekt over complexe problematieken, een praktisch invalide, rolstoelafhankelijke man, hoewel er medisch gezien weinig objectieve afwijkingen zijn. Melker concludeert dat het geheel hem doet denken aan een conversiestoornis. Op zijn verzoek is appellant onderzocht door de HSK Groep Breda. In een rapport van de psychiater
drs. J. de Ridder en de psycholoog drs. L. Egbers wordt geconcludeerd dat er sprake is van een ongedifferentieerde stoornis als gevolg van de whiplashklachten. Daaraan wordt toegevoegd dat de klachten bestaan sinds april 2000 en dat ze sindsdien zijn toegenomen. Er is sprake van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Conform de expertise heeft Melker vervolgens op 21 januari 2008 de bestaande Functie Mogelijkheden Lijst (FML) aangepast. Hij heeft vermeld dat de FML actueel is in het kader van de toepassing van de Wet Amber (vier weken na 25 januari 2007).
1.3. De arbeidsdeskundige J. Welleman selecteert daarop, blijkens een rapportage van 12 februari 2008, voor appellant een viertal passende functies. Op basis van de loonwaarde van de drie hoogstverlonende functies, afgezet tegen het maatmaninkomen van appellant, concludeert hij tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 44,09.
1.4. Bij besluit van 25 februari 2008 is appellant per 22 februari 2007 ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse
35 tot 45%.
2.1. In bezwaar is door appellant aangevoerd dat de FML onvoldoende rekening houdt met zijn beperkingen, fysiek en psychisch, om arbeid te verrichten.
2.2. Op 16 juli 2008 is een hoorzitting gehouden. Bij de hoorzitting was aanwezig de bezwaarverzekeringsarts J.T.J.A. Klijn. Klijn rapporteert op 29 juli 2008. Volgens Klijn toonde de psychiatrische expertise dezelfde problemen aan als waarmee appellant reeds bekend was. In dat opzicht is er derhalve geen sprake van een toename van beperkingen op grond van dezelfde ziekteoorzaak. Ten aanzien van de knieklachten en de longklachten is er sprake van een andere ziekteoorzaak, die niet met een verkorte wachttijd kan leiden tot een verhoging van de arbeidsongeschiktheidsklasse. Na arbeidskundig onderzoek wordt appellant bij besluit op bezwaar van 12 augustus 2008 ongewijzigd 15 tot 25% arbeidongeschikt geacht. In verband met het verbod van reformatio in peius komt het Uwv echter niet terug van het besluit van 25 februari 2008. De indeling in de klasse 15 tot 25% gaat in per 13 oktober 2008.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 12 augustus 2008 bij uitspraak van 12 maart 2009, 08/889, gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv, gezien het expertiseverslag van de HSK groep, onvoldoende gemotiveerd waarom er geen toename is van beperkingen ten gevolge van dezelfde ziekteoorzaak. Het Uwv heeft in deze uitspraak berust.
4.1. De bezwaarverzekeringsarts Klijn heeft, op basis van een dossieronderzoek, een nieuwe FML opgesteld gedateerd
2 juni 2009. Gezien de problematiek die naar voren komt uit de expertise van de HSK Groep dient de FML te worden aangepast en zijn beperkingen aan de orde op het punt van het persoonlijk en sociaal functioneren. De arbeidsdeskundige S.C. Kuiken concludeert dat een drietal, in de primaire fase geselecteerde, functiecodes nog steeds geschikt zijn voor appellant en voldoende actueel op de datum in geding. Het gaat daarbij om de functiecodes 271121 (operator voedingsmiddelenindustrie), 267050 (wikkelaar) en 272043 (productiemedewerker textiel). Op basis van de loonwaarde van de functiecode 267050, afgezet tegen het maatmaninkomen van appellant, concludeert Kuiken tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 40,54. De indeling per 22 februari 2007 in de arbeidsongeschiktheidsklasse
35 tot 45% gehandhaafd.
4.2. Bij brief van 5 augustus 2009 heeft appellant beroep ingesteld wegens het niet-tijdig nemen door het Uwv van een besluit op bezwaar.
4.3. Bij besluit van 6 augustus 2009 (hierna: bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 25 februari 2008 ongegrond verklaard. Dit betekent dat appellant per
22 februari 2007 blijft ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45% en dat per 13 oktober 2008 hierin geen wijziging komt.
5.1. De rechtbank heeft het beroep wegens het niet-tijdig nemen van een besluit tevens gericht geacht tegen het reële besluit van 6 augustus 2009.
5.2. In beroep is door appellant aangevoerd dat hij het niet eens is met de door de bezwaarverzekeringsarts Klijn opgestelde FML. Door appellant is uitvoerig weergegeven welke beperkingen volgens hem wél dienen te gelden. De door de bezwaarverzekeringsarts geselecteerde functies acht appellant voor hem niet haalbaar, nu zijn beperkingen onjuist zijn weergegeven. Om die reden gaat hij ook niet nader in op de functieduiding.
5.3. De rechtbank heeft het beroep wegens het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar, bij gebrek aan belang, niet-ontvankelijk verklaard. Ten gronde heeft de rechtbank geoordeeld dat de beperkingen van appellant, neergelegd in de FML van 2 juni 2009, en betrekking hebbend op de peildatum 22 februari 2007, correct zijn vastgesteld. De rechtbank ziet verder geen gronden om te twijfelen aan de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Het beroep wordt in zoverre ongegrond verklaard.
6.1. In hoger beroep heeft appellant uitsluitend het oordeel van de rechtbank bestreden dat het Uwv terecht het besluit van 25 februari 2008 heeft gehandhaafd, waarbij appellant is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 45%. Appellant heeft aangevoerd, in essentie onder herhaling van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden, dat hij ten gevolge van zijn beperkingen op de peildatum 22 februari 2007 volledig arbeidsongeschikt was.
6.2. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.3. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat het door het Uwv uitgevoerde medisch onderzoek, op basis van eigen onderzoek, informatie van de behandelende sector en het deskundigenadvies van de HSK groep, op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De Raad onderschrijft het oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank. Noch in hoger beroep, noch in een eerdere fase van de procedure, heeft appellant medische gegevens in het geding gebracht die twijfel hebben gewekt aan de correctheid van de opgestelde FML van
2 juni 2009. De Raad merkt hierbij op dat de opstelling van de FML plaats vindt op basis van objectief medische gegevens. De enkele subjectieve beleving van betrokkene is derhalve onvoldoende om bij de Raad twijfel te wekken aan de correctheid van de opgestelde FML.
6.4. Appellant heeft, uitgaande van de opgestelde FML, de passendheid van de geselecteerde functies niet bestreden. Ter zitting heeft de gemachtigde van het Uwv die passendheid, voor zover nodig, nog nader toegelicht. De Raad ziet in hetgeen door appellant is aangevoerd ook anderszins geen grond om te twijfelen aan de juistheid van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
6.5. De Raad concludeert dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld.
6. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en H.J. Simon en J. Brand als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 september 2011.