ECLI:NL:CRVB:2011:BR6581

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-524 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake langdurig verblijf

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2011 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 22 december 2010. Verzoekers, de erven van [betrokkene], hebben verzocht om herziening van de uitspraak waarin de rechtbank Rotterdam op 22 april 2009 een eerdere beslissing heeft bevestigd. De verzoekers stelden dat er geen indicatie was afgegeven voor langdurig verblijf per 22 januari 2007 en dat de bewindvoerder het indicatiebesluit van 19 maart 2007 nooit had ontvangen. Dit zou volgens hen een reden zijn voor herziening van de eerdere uitspraak.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van de verzoekers niet voldoen aan de criteria voor herziening zoals vastgelegd in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad benadrukte dat de verzoekers deze argumenten ook in de eerdere procedure hadden kunnen aanvoeren. Het middel van herziening is niet bedoeld voor een hernieuwde discussie over de zaak of om de juistheid van de eerdere uitspraak te betwisten. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. De uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, met J. van Dam als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 6 juli 2011, waarbij A. van Roijen als vertegenwoordiger van de verzoekers aanwezig was, terwijl CZ zich niet liet vertegenwoordigen.

Uitspraak

11/524 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van:
de erven van [betrokkene] laatstelijk gewoond hebbend te Rotterdam (hierna: verzoekers),
van de uitspraak van de Raad van 22 december 2010, 09/2999,
in het geding tussen:
verzoekers
en
o.w.m. Centrale Zorgverzekeraars Groep, zorgverzekeraar u.a., gevestigd te Tilburg (hierna: CZ)
Datum uitspraak: 17 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoekers heeft A. van Roijen, boedelgevolmachtigde en voormalig bewindvoerder van wijlen [betrokkene] te [woonplaats], bij brief van 9 januari 2011 om herziening verzocht van de uitspraak van de Raad van 22 december 2010.
CZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2011. Voor verzoekers is
A. van Roijen verschenen. CZ heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. In zijn uitspraak van 22 december 2010 heeft de Raad, oordelend op het hoger beroep van verzoekers, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 april 2009, 08/2780, bevestigd.
3. Verzoekers hebben ter onderbouwing van hun verzoek om herziening kort gezegd betoogd dat, anders dan de Raad heeft vastgesteld, per 22 januari 2007 geen indicatie is afgegeven voor langdurig verblijf. De bewindvoerder heeft het betreffende indicatiebesluit van 19 maart 2007 nimmer ontvangen en heeft daarom geen kennis kunnen nemen van de inhoud van dit besluit. Verzoekers hebben verder bij brief van 6 februari 2011 aangegeven dat uit navraag bij CIZ is gebleken dat op 19 maart 2007 geen indicatiebesluit is afgegeven.
4.1. De Raad is van oordeel dat hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht niet is aan te merken als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb. Verzoekers hadden het betoog dat CIZ per 22 januari 2007 geen indicatie voor langdurig verblijf heeft afgegeven, immers ook kunnen aanvoeren in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 22 december 2010. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het bijzondere middel van herziening niet gegeven om een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. 4.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van J. van Dam als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2011.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) J. van Dam.
EW