ECLI:NL:CRVB:2011:BR6454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- R.L. Venneman
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum WW-uitkering en verlenging opzegtermijn met aanzegtermijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, waarin de ingangsdatum van zijn WW-uitkering ter discussie staat. Appellant had op 8 maart 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd, welke hem bij besluit van 29 maart 2010 werd toegekend met ingang van 1 april 2010. Appellant was van mening dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, namelijk op 19 maart 2010. Het Uwv had het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv zich baseerde op de geldende CAO en het Burgerlijk Wetboek, die de opzegtermijn en de ingangsdatum van de WW-uitkering bepaalden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de aanzegtermijn invloed heeft op de ingangsdatum van de opzegtermijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen geschil was over de opzegtermijn van twintig weken minus één maand, maar dat het geschil zich enkel richtte op de toepassing van de aanzegtermijn door het Uwv.
De Raad bevestigde dat de aanzegtermijn wordt toegevoegd aan de opzegtermijn, zoals eerder is vastgesteld in vaste rechtspraak. De Raad zag geen aanleiding om in dit geval tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.