ECLI:NL:CRVB:2011:BR6091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- H. Bolt
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1997 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De verzekeringsarts concludeerde na onderzoek dat appellante geen beperkingen meer had als gevolg van ziekte of gebrek. Dit oordeel werd ondersteund door een expertise van psychiater G.C. Zwartjes, die vaststelde dat de ongedifferentieerde somatoforme stoornis grotendeels in remissie was geraakt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 22 april 2011 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar re-integratiecoach. Het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. M.P.W.M. Wiertz. Na heropening van het onderzoek op 15 juli 2011, waarbij appellante opnieuw verscheen, concludeerde de Raad dat er geen aanknopingspunten waren om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsarts de ingebrachte informatie van appellante had betrokken en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie dat er per 25 september 2008 geen beperkingen meer waren.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de informatie van de re-integratiecoach niet als medische verklaring kon worden beschouwd. De stelling van appellante dat er sprake zou zijn van een depressie werd niet onderbouwd en was niet relevant voor de medische situatie op de datum in geding. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.