ECLI:NL:CRVB:2011:BR6091

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5795 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en de beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak gaat het om de intrekking van de WAO-uitkering van appellante, die sinds 1997 een uitkering ontving op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De verzekeringsarts concludeerde na onderzoek dat appellante geen beperkingen meer had als gevolg van ziekte of gebrek. Dit oordeel werd ondersteund door een expertise van psychiater G.C. Zwartjes, die vaststelde dat de ongedifferentieerde somatoforme stoornis grotendeels in remissie was geraakt. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting op 22 april 2011 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar re-integratiecoach. Het Uwv werd vertegenwoordigd door drs. M.P.W.M. Wiertz. Na heropening van het onderzoek op 15 juli 2011, waarbij appellante opnieuw verscheen, concludeerde de Raad dat er geen aanknopingspunten waren om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De Raad oordeelde dat de (bezwaar)verzekeringsarts de ingebrachte informatie van appellante had betrokken en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie dat er per 25 september 2008 geen beperkingen meer waren.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd opgemerkt dat de informatie van de re-integratiecoach niet als medische verklaring kon worden beschouwd. De stelling van appellante dat er sprake zou zijn van een depressie werd niet onderbouwd en was niet relevant voor de medische situatie op de datum in geding. De Raad concludeerde dat de intrekking van de WAO-uitkering terecht was en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

09/5795 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (België) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 15 september 2009, 08/4753 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 26 augustus 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd een nadere reactie ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2011. Appellante is verschenen, bijgestaan door R. [S.]. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. M.P.W.M. Wiertz.
De Raad heeft het onderzoek heropend. Het Uwv heeft nadere stukken ingediend.
Op 15 juli 2011 heeft opnieuw onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Appellante is verschenen. Het Uwv is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft vanaf 1997 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Een verzekeringsarts heeft appellante onderzocht op het spreekuur van 7 mei 2008. Psychiater G.C. Zwartjes te Tilburg heeft op verzoek van die verzekeringsarts een expertise verricht. Deze psychiater heeft onderzoek verricht en in zijn rapport van 24 juni 2008 geconcludeerd dat sprake is geweest van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis, die grotendeel in remissie is geraakt. Ten tijde van het onderzoek was geen sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld, wel van gewoontevorming in het dagelijks leven. De psychiater geeft aan dat appellante altijd moeite heeft gehad met verantwoordelijkheid, structuur en planning en ten tijde van het onderzoek niet goed met tempodruk kan omgaan. De verzekeringsarts is mede op basis van de expertise tot de conclusie gekomen dat appellante geen beperkingen (meer) heeft als gevolg van ziekte of gebrek en de bestaande klachten niet worden veroorzaakt door een medisch objectiveerbare aandoening. Bij besluit van 17 juli 2008 is de WAO-uitkering van appellante met ingang van 25 september 2008 ingetrokken.
1.2. In bezwaar heeft appellante een brief van haar huisarts, dr. De Graaf, overgelegd, waarin de huisarts meedeelt dat appellante een goed evenwicht gevonden heeft en in staat is zich te handhaven met haar huidige daginvulling. Voorts is een rapport van 18 september 2008 van GZ-psycholoog drs. W.H. Krijt, overgelegd, gebaseerd op een testonderzoek en een interview. De psycholoog deelt mee dat aanwijzingen zijn gevonden voor het bestaan van ernstige klachten en dat de testuitslag wijst op een psychotische ondergrond in de persoonlijkheidsstructuur. Hij concludeert dat appellante zeer kwetsbaar en labiel is. De ervaren lijdensdruk is zeer hoog. Appellante heeft in de loop der jaren een niveau van aanpassing gevonden waarin ze zich enigermate weet te handhaven. Het toestandsbeeld is met behulp van psychotherapie niet te veranderen. Verwacht moet worden dat bij toename van de druk van buiten de draaglast te groot wordt. Volgens de psycholoog is sprake van een ongedifferentieerde somatoforme stoornis. Bezwaarverzekeringsarts L. Greveling heeft deze informatie, alsmede de gegevens verkregen bij de hoorzitting van 15 oktober 2008, in haar beoordeling betrokken en ingestemd met de conclusie van de verzekeringsarts. Zij heeft geconcludeerd dat geen sprake is van psychische beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. De bezwaarverzekeringsarts volgt niet de conclusies van de psycholoog - hoewel diens bevindingen recenter zijn dan die van de psychiater - omdat appellante zich niet met toegenomen klachten tot de psycholoog heeft gewend en een behandeling door de psycholoog niet aan de orde is. De informatie van de huisarts heeft de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding gegeven voor een ander standpunt. Bij besluit van 21 oktober 2008 (bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit berust op de overweging dat appellante per
25 september 2008 geen beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek meer heeft.
2.1. In beroep heeft appellante een gespreksverslag van 20 februari 2009 van re-integratiecoach M. Toenders overgelegd. Volgens de re-integratiecoach moet appellante eerst weer een normaal ritme krijgen voordat het verrichten van werk mogelijk is.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belastbaarheid op juiste wijze is vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Haar is niet gebleken dat de (bezwaar)verzekeringsarts aan medische aspecten voorbij is gegaan.
3.1. Appellante heeft het standpunt ingenomen dat zij wel beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek heeft. Appellante is het niet eens met de conclusies van psychiater Zwartjes. Zij wijst op de bevindingen van psycholoog Krijt, die aangeeft dat vergeleken met de psychische toestand in 2001 - toen appellante door hem werd behandeld - er niets is veranderd en appellante in de loop der jaren een niveau van aanpassing heeft gevonden waarop zij zich enigermate weet te handhaven.
3.2. Na heropening van het onderzoek heeft het Uwv het rapport van psycholoog Krijt alsnog voor commentaar voorgelegd aan psychiater Zwartjes. De psychiater kan zich verenigen met de conclusies van de (bezwaar)verzekeringsarts dat geen sprake is van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Hij licht toe dat ten tijde van zijn onderzoek geen sprake was van een psychiatrisch toestandsbeeld. Er waren nog restverschijnselen. De psychiater merkt op dat het rapport van psycholoog Krijt is gebaseerd op zelfbeoordelingsvragenlijsten. De daarbij gevonden ernstige klachten konden door hem in het psychiatrisch onderzoek niet worden geobjectiveerd. Ook kon geen psychotisch functioneren worden vastgesteld, aldus psychiater Zwartjes. Wel heeft hij copingproblemen geconstateerd, maar deze hebben hem niet tot de conclusie geleid dat sprake is van ziekte of gebrek in psychiatrische zin.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad is evenals de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De (bezwaar)verzekeringsarts heeft de door appellante ingebrachte informatie in de beoordeling betrokken. Mede gelet op de expertise en het commentaar van psychiater Zwartjes, ziet de Raad geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van de (bezwaar)verzekeringsarts dat per 25 september 2008 geen sprake (meer) is van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek. Aan de informatie van re-integratiecoach Toenders komt in dit verband geen betekenis toe, nu het hierbij niet om een verklaring van een medicus gaat. De Raad kan zich verder vinden in hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen. De stelling van appellante op de zitting van 15 juli 2011 dat volgens de huisarts sprake zou zijn van een depressie, kan niet tot een ander oordeel leiden. Appellante heeft deze stelling niet onderbouwd en voorts is niet gebleken dat het de medische situatie op de datum in geding, 25 september 2008, betreft.
5. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en H. Bolt en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van T. Dolderman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2011.
(get.) H.J. Simon.
(get.) T. Dolderman.
EV