ECLI:NL:CRVB:2011:BR5898
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en verzekeringsgeneeskundig onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 augustus 2009, waarin haar werd geweigerd een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante was het hier niet mee eens.
De Raad overwoog dat de arbeidsongeschiktheid van appellante was ontstaan uit dezelfde oorzaak als waarvoor zij eerder een WAO-uitkering had ontvangen. Het Uwv had zijn besluit gebaseerd op de resultaten van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellante aansluitend op een periode van vier weken arbeidsongeschiktheid minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat het onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd of dat de rapportages inconsistent of onjuist waren.
Tijdens de zitting op 15 juli 2011 was appellante niet verschenen, maar het Uwv was vertegenwoordigd door een advocaat. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel trof. De Raad benadrukte dat de rapportages van de onderzoeken, indien zorgvuldig tot stand gekomen, een bijzondere waarde hebben en dat het aan appellante was om aan te tonen dat deze rapportages niet aan de vereisten voldeden.
De Raad concludeerde dat de rechtbank de beroepsgronden van appellante op juiste wijze had besproken en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.